Trappen van vergelijking (als/dan) - maken

De trappen van vergelijking
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

De trappen van vergelijking

Slide 1 - Tekstslide

Trappen van vergelijking

Slide 2 - Tekstslide

DOEL


trappen van vergelijking en als/dan


- Je leert wat trappen van vergelijking zijn.

- Je weet wanneer je als/dan moet gebruiken bij de trappen van vergelijking


Slide 3 - Tekstslide

De trappen van vergelijking
Stellende trap
Vergrotende trap
Overtreffende trap
aardig
aardiger
het aardigst
lekker
lekkerder
het lekkerst
lief
liever
het liefst

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Schrijf de trappen van vergelijking op. Denk aan de spelling!
vies - ... - ...

Slide 6 - Open vraag

Schrijf de trappen van vergelijking op. Denk aan de spelling!
dun - ... - ...

Slide 7 - Open vraag

Vul de trappen van vergelijking in
groot - ................ - .................

Slide 8 - Open vraag

Vul de trappen van vergelijking in
breed - ................ - .................

Slide 9 - Open vraag

Vul de trappen van vergelijking in
goed - ................ - .................

Slide 10 - Open vraag

Trappen van vergelijking
ALS =
DAN =
vergrotende trap
Eindigt het woord op er: DAN
stellende trap
even / net zo
ALS

Slide 11 - Tekstslide


als / dan

Mijn schooltas is zwaarder 
die van Emma. 
A
als
B
dan

Slide 12 - Quizvraag


als / dan

Mijn zus heeft evenveel schoenen
ik.
A
als
B
dan

Slide 13 - Quizvraag


als / dan

Hij is er net zo goed in
mijn vader.
A
als
B
dan

Slide 14 - Quizvraag

Wat past er op de puntjes?:
Mijn oudere broer verdient .......... ik als pizzakoerier
A
beter
B
meer dan
C
meer als
D
minder

Slide 15 - Quizvraag

Wat past er op de puntjes?:
Mijn zus is .......... onze moeder
A
even lang als
B
dikker als
C
dunner als
D
langer als

Slide 16 - Quizvraag

Wat past er op de puntjes?:
Zijn mobieltje is ..... dat van mij.
A
ouder als
B
nieuwer dan

Slide 17 - Quizvraag

Wat past er op de puntjes?:
Senna is groter ..... Yael.
A
als
B
dan

Slide 18 - Quizvraag

Yael kan even goed hockeyen ..... Senna.
A
als
B
dan

Slide 19 - Quizvraag

Yael woont langer in Eindhoven ....Senna.
A
als
B
dan

Slide 20 - Quizvraag

Gelukkig was de vraag niet groter ..... het aanbod.
A
als
B
dan

Slide 21 - Quizvraag

Hij is net zo leuk ..... jij.
A
als
B
dan

Slide 22 - Quizvraag

Ik ken zijn broer beter ..... zijn zus.
A
als
B
dan

Slide 23 - Quizvraag

Als je cijfers niet beter worden, zit er niets anders op ..... over een ander school te gaan nadenken.
A
als
B
dan

Slide 24 - Quizvraag

Zij is zeker niet beter in grammatica ..... Gerard.
A
als
B
dan

Slide 25 - Quizvraag

Dat nieuwe lokaal heeft dezelfde afmetingen ..... de oude lokalen.
A
als
B
dan

Slide 26 - Quizvraag

De nieuwe spits scoort meer ..... men van hem verwachtte.
A
als
B
dan

Slide 27 - Quizvraag

Maak nu zelf een zin. Gebruik de stellende trap

Slide 28 - Open vraag

Maak nu zelf een zin. Gebruik de vergrotende trap.

Slide 29 - Open vraag

Maak nu zelf een zin. Gebruik de overtreffende trap

Slide 30 - Open vraag

Wat vond je van deze les?
Makkelijk!
Best nog lastig
Ik begin het door te krijgen
Ik snap het helemaal!

Slide 31 - Poll