1B 10/06

1B 10/06
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

1B 10/06

Slide 1 - Tekstslide

What do we remember?

Slide 2 - Tekstslide

Much, many, a lot of 

Slide 3 - Tekstslide

Much, many, a lot of

Slide 4 - Tekstslide

much / many / a lot of

We don't need .......... sugar.
A
much
B
many
C
a lot of

Slide 5 - Quizvraag

much / many / a lot of

Do you drink .... tea?
A
much
B
many
C
a lot of

Slide 6 - Quizvraag

much / many / a lot of

How .... milk is in the fridge?
A
much
B
many
C
a lot of

Slide 7 - Quizvraag

Choose: much - many - a lot of?

Jill can eat ... chocolate.
A
much
B
many
C
a lot of

Slide 8 - Quizvraag

Degrees of Comparison

Slide 9 - Tekstslide

Comparatives and superlatives
Box C is small.
Box B is smaller than box C
Box A is the smallest of all.
A
B
C
na de vergrotende trap krijg je altijd 'than'
voor de overtreffende trap zet je altijd 'the'

Slide 10 - Tekstslide

Kort woord (1 of 2 lettergrepen)
stellende trap/eigenschap
vergrotende trap(vergelijking)
overtreffende trap 
soft
fast
close
happy*
hot** 
thin**
big**
softer than
faster than
closer than
happier than
hotter than
thinner than
bigger than
the softest
the fastest
the closest 
the happiest
the hottest
the thinnest
the biggest 
* eindigt op medeklinker - y? dan valt -y weg en gebruik je - ier
** eindigt op een klinker (vowel) en medeklinker (consonant?) --> dan medeklinker verdubbelen
+ er 
+est

Slide 11 - Tekstslide

timer
3:00

Slide 12 - Tekstslide

timer
3:00

Slide 13 - Tekstslide



This dog is ... than your dog.
A
tall
B
taller
C
tallest
D
the tallest

Slide 14 - Quizvraag



Magazines are ... than books.
A
cheap
B
cheaper
C
cheapest
D
the cheapest

Slide 15 - Quizvraag


My brother is ... (tall) than me.
timer
1:00

Slide 16 - Open vraag



A Hummer is ... (big) car on earth.
timer
1:00

Slide 17 - Open vraag

Present, present, present?

Slide 18 - Tekstslide

Messi is playing football.
(right now)
Messi plays football.
(but NOT at the moment)

Slide 19 - Tekstslide

The Present Simple
Gebruik:
Als iets vaak, regelmatig, soms gebeurt.
Als iets een feit is. 

Vorm:
Stam of stam +s

Voorbeeld:
He walks to school every day. 

Slide 20 - Tekstslide

The Present Continuous 
Gebruik:
Als iets NU gebeurt. 

Vorm:
vorm van to be  (am/is/are) + werkwoord + ing

Voorbeeld:
I am walking right now. / We are walking at the moment.

Slide 21 - Tekstslide

Signaalwoorden
Hoe weet je welke tijd je moet gebruiken?
Signaalwoorden:

Vaak staan er in de zin bepaalde woorden waaraan je kan zien welke tijd je moet gebruiken, dit noemen we signaalwoorden. 

Present continuous                                             Present simple
at the moment, now,                                           Every day, usually, always, 
right now, be quiet etc.                                      sometimes, often, weekly etc. 

Slide 22 - Tekstslide

Our teacher often ..................... at us in class.
A
shout
B
is shouting
C
shouts
D
shouted

Slide 23 - Quizvraag

Look! The dog .......... (play) with the ball.
A
is play
B
is playing
C
are play
D
plays

Slide 24 - Quizvraag

Max Verstappen .......... (race) at the track right now.
A
is raceing
B
are racing
C
is racing
D
races

Slide 25 - Quizvraag

I .......... (drink) coffee every morning.
A
drink
B
are drinking
C
is drinking
D
drinks

Slide 26 - Quizvraag

It .......... (rain) right now.
A
is raining
B
are raining
C
rains
D
rain

Slide 27 - Quizvraag


Look! He ........................ through the air!!!
A
fly
B
flies
C
flew
D
is flying

Slide 28 - Quizvraag

Do you understand the grammar?
A
green
B
yellow
C
red

Slide 29 - Quizvraag