2.2 Ik ben de man, 1815-1848

Tijd van burgers en stoommachines  1800-1900
Tijd van Wereldoorlogen 1900 - 1950
Tijd van Televisie en computer 1950 - heden
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Tijd van burgers en stoommachines  1800-1900
Tijd van Wereldoorlogen 1900 - 1950
Tijd van Televisie en computer 1950 - heden

Slide 1 - Tekstslide

2.2 Ik ben de man.

1815  -  1848

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoel
Aan het eind van deze les weet je hoe Nederland een koninkrijk is geworden en hoe het in de eerste 25 jaar bestuurd werd door Koning Willem I

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoel 1
1795-1813 :Franse overheersing door Napoleon
Stadhouder Willem V gevlucht naar Engeland

Slide 4 - Tekstslide

1815
Congres van Wenen: Nederland en Belgie 1 land: het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden

Slide 5 - Tekstslide

Koning Willem 1

Zoon van Stadhouder Willem V

Slide 6 - Tekstslide

de rechten en plichten burgers en overheid
Grondwet van 1815

Slide 7 - Tekstslide

De koning heeft eigenlijk alle macht
Willem I

1813 - 1839 koning

Slide 8 - Tekstslide

Leerdoel 2: drie machten leer Montesqueu

Wetgevende macht
rechtsprekende macht
uitvoerende macht

Slide 9 - Tekstslide

Constitutionele monarchie
WETGEVENDE MACHT
Parlement / Staten-Generaal: 1e en 2e kamer, 'gekozen'  volksvertegenwoordiging.  Keuren wetsvoorstellen goed of af.    (koning kiest de 1e kamer...) 

UITVOERENDE MACHT
Regering: minister, M-P en het staatshoofd. Bedenken de wetten en zien toe op de naleving ervan. (de koning benoemt de ministers...)

Slide 10 - Tekstslide

De koning heeft eigenlijk alle macht



Willem I heeft veel betekend voor de economie
nederlandse handelsmaatschappij
spoorwegen/kanalen

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Aan de slag

maak de opdr van 
par 2.2 in TvG

Slide 13 - Tekstslide

Welke staatsvorm kende Nederland voor de monarchie?
A
Dictatuur
B
Republiek
C
Democratie
D
Anarchie

Slide 14 - Quizvraag

Wat is een constitutionele monarchie?
A
Koninkrijk met een grondwet
B
Koninkrijk zonder grondwet
C
Land met een grondwet maar geen koning
D
Koninkrijk met een absolute koning

Slide 15 - Quizvraag

In 1813 werd Nederland een constitutionele monarchie
A
Waar
B
Niet waar

Slide 16 - Quizvraag

Twee uitspraken:

1. De gevluchte koning Willem I komt, na een Franse bezetting van 19 jaar lang, vanuit Engeland in 1813 weer aan in Scheveningen (zie plaatje) en maakt van Nederland een monarchie (= koninkrijk).

2. In 1815 wordt Nederland uitgebreid met België en Luxemburg, zodat één groot land ontstaat dat Frankrijk in de toekomst niet (weer) zou bezetten.
A
Alleen uitspraak 1 is juist
B
Alleen uitspraak 2 is juist
C
Beide uitspraken zijn juist
D
Beide uitspraken zijn onjuist

Slide 17 - Quizvraag

Wat is de goede betekenis van het woord?
monarchie
A
Manier van besturen waarbij het volk invloed heeft.
B
Land zonder koning of keizer.
C
Land met een koning of keizer.
D
Manier van besturen waarbij het volk geen invloed heeft.

Slide 18 - Quizvraag

Waaruit blijkt dat koning Willem I erg veel macht had?
Willem I...
A
benoemde & ontsloeg ministers
B
benoemde de leden van de Eerste Kamer
C
was de baas van het leger en ging over de financiën
D
alle antwoorden zijn juist

Slide 19 - Quizvraag

Koning Willem I was...
A
de zoon van stadhouder Willem V
B
de kleinzoon van Napoleon
C
een door het volk gekozen koning
D
geen familie van Willem van Oranje

Slide 20 - Quizvraag

Wat is niet door Willem I gerealiseerd?
A
De Nederlandse-Handels maatschappij
B
Spoorlijnen in Noord-Holland
C
Kanalen in het Oosten van het land
D
De Nederlandse Bank

Slide 21 - Quizvraag

Wat waren bijnamen van Willem I?
A
kapitaalkoning en koopmankoning
B
kunstkoning en kapitaalkoning
C
Kanalenkoning en koopmankoning
D
kabinetkoning en kanalenkoning

Slide 22 - Quizvraag

Willem I was koning van
A
1800 - 1840
B
1815 - 1840
C
1789 - 1848
D
1840 - 1848

Slide 23 - Quizvraag

Hoe regeert koning Willem I?
A
Hij doet alles in overleg met het parlement
B
Hij laat zijn ministers regeren
C
Hij doet niet zoveel
D
Hij regeert zonder veel overleg met het parlement

Slide 24 - Quizvraag

Op het Congres van Wenen in 1815 werd …


A
Afrika verdeeld onder belangrijke westerse mogendheden.
B
Nederland samengevoegd met de Zuidelijke Nederlanden.
C
België onafhankelijk verklaard van Nederland
D
De Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden gesticht

Slide 25 - Quizvraag