De zakelijke brief

1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

PLANNING KOMENDE 2 WEKEN TOT SE III
- donderdag 13 maart: korte uitleg e-mail + brief schrijven + definitieve        boekenlijst via link inleveren;
- vrijdag 14 maart: deadline boekverslag 5 en 6 + definitieve boekenlijst.
- dinsdag 18 maart: laatste les: brief/mail schrijven + tijd voor vragen.
- vanaf 20 maart:  SE III: mondeling (presentatie 6 boeken)
- vrijdag 21 maart: SE III: schrijfvaardigheid: zakelijke brief of e-mail schrijven.

Slide 3 - Tekstslide

Herhaling belangrijkste punten uit de zakelijke brief + voorkomen van veelgemaakte fouten

Slide 4 - Tekstslide

LESDOELEN

- Je weet volgens welke conventies (regels) je een zakelijke brief moet schrijven


- Je voorkomt veelgemaakte fouten in je brief of mail.

Slide 5 - Tekstslide

LESPROGRAMMA
  1. De belangrijkste punten van een zakelijke brief; 
  2. veelgemaakte fouten
  3. reflectie.

Slide 6 - Tekstslide

Hoe begin je een zakelijke brief?
A
Betreft
B
Je eigen naam en adres
C
Aanhef
D
Naam afzender

Slide 7 - Quizvraag

Wat betekent t.a.v.?
A
ter attentie van
B
ter attentie voor
C
ten attentie van
D
ten attentie voor

Slide 8 - Quizvraag

Wanneer gebruik je t.a.v. (ter attentie van?)
Je gebruik t.a.v. wanneer je:
A
aan een bedrijf of gemeente schrijft, waarbij ook de naam van een persoon wordt vermeld.
B
een zakelijke brief schrijft (altijd dus).
C
aan één persoon schrijft, bijv. de heer A.de Groot

Slide 9 - Quizvraag

Wat schrijft je bij 'Betreft"?
A
waar je brief over gaat
B
Geachte heer, mevrouw,
C
Plaats en datum
D
Met vriendelijke groet,

Slide 10 - Quizvraag

Welke is goed?
A
Schagen, 11 Maart 2025
B
Schagen, 11-03-2025
C
Schagen, 11 maart 2025
D
Schagen 11-03-2025

Slide 11 - Quizvraag

Je schrijft een zakelijke brief aan de heer Anton de Groot. Welke aanhef is goed?
A
Beste heer De Groot,
B
Geachte heer De Groot,
C
Geachte heer A.de Groot,
D
Geachte heer de Groot,

Slide 12 - Quizvraag

Je schrijft een zakelijke brief aan de Vomar. Welke aanhef is goed?
A
Beste heer, mevrouw,
B
Beste medewerkers van de Vomar,
C
Geachte Vomar,
D
Geachte heer, mevrouw,

Slide 13 - Quizvraag

De maanden van het jaar schrijf je in een zakelijke brief altijd met een kleine letter
A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 14 - Quizvraag

Een zakelijke brief heeft een vaste opbouw. Wat schrijf je in de inleiding van een zakelijke brief?
A
Wat je van de lezer verwacht.
B
Precieze informatie.
C
De reden en het onderwerp van je brief.
D
Geen van de antwoorden is juist.

Slide 15 - Quizvraag

In het slot van een zakelijke brief...
A
Moet je achter de laatste zin eventueel bedanken voor de moeite.
B
Geef je nieuwe informatie.
C
Vat je kort samen wat je hoopt/wenst.

Slide 16 - Quizvraag

In een zakelijke brief mag je 'je' of 'jullie' gebruiken.
A
KLOPT
B
KLOPT NIET

Slide 17 - Quizvraag

Hartelijk dank voor u reactie.
Deze slotzin is:
A
goed
B
fout, het is: Hartelijk dank voor uw reactie.
C
fout, het is: Hartelijk dank voor Uw reactie.

Slide 18 - Quizvraag

Samenstellingen
Lesdoel: aan het einde van de les kan ik bepalen of ik woorden los of aan elkaar moet schrijven. 

Slide 19 - Tekstslide

Samenstellingen
  • Twee woorden die één begrip vormen schrijf je aan elkaar
  • Twee zelfstandig naamwoorden krijgen nieuwe betekenis

Platte grond
is niet hetzelfde als een plattegrond.
'Er is een weeralarm' is wat anders dan 'er is weer alarm'.
In sommige gevallen maakt het verkeerd schrijven van een samenstelling echt wel verschil...

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Wat is inhoudelijk het verschil tussen:

lange afstandsloper / langeafstandsloper

Slide 25 - Open vraag

Langeafstandsloper
(iemand die lange afstanden loopt)
Lange afstandsloper
(zegt iets over lengte van de loper)

Slide 26 - Tekstslide

Wat is inhoudelijk het verschil tussen:
Rook worst / Rookworst

Slide 27 - Open vraag

Rookworst
Rook worst

Slide 28 - Tekstslide

Welk antwoord is juist?
A
Speurhonden trainer
B
Speurhondentrainer
C
beide antwoorden zijn goed.

Slide 29 - Quizvraag

WERKWOORDSPELLING TEGENWOORDIGE TIJD. Welk trucje kun je gebruiken?
A
Eerst de persoonsvorm uit de zin halen en dan t ex kofschip gebruiken.
B
Eerst de persoonsvorm uit de zin halen en dan loop of loopt gebruiken.

Slide 30 - Quizvraag

WERKWOORDSPELLING: VERLEDEN TIJD EN HET VOLTOOID DEELWOORD. Welk trucje kun je gebruiken?
A
Hele werkwoord min -en, laatste letter gebruik je voor t ex kofschip.
B
Eerst de persoonsvorm uit de zin halen en dan loop of loopt gebruiken.

Slide 31 - Quizvraag

(Vinden) jij Engels ook zo moeilijk?
A
Vind
B
Vint
C
Vindt

Slide 32 - Quizvraag

Dat (gebeuren) iedere dag.
A
gebeurt
B
gebeurd
C
gebeur

Slide 33 - Quizvraag

Hij heeft zijn knie (schaven).
A
geschaven
B
geschaaft
C
geschaafd
D
geschaavd

Slide 34 - Quizvraag

Hij (worden) uitgenodigd.
A
word
B
wordt
C
wort

Slide 35 - Quizvraag

Haar gedrag is (veranderen).
A
verandert
B
veranderd

Slide 36 - Quizvraag

Wat heb je geleerd van deze les geleerd? Noteer je antwoord in steekwoorden.

Slide 37 - Open vraag

Maak de rebus werkwoordspelling: wie ontdekt het woord?

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Link