paragraaf 6 betaald en onbetaald werk

Economie 
T3
Paragraaf: 7.6
Betaald en onbetaald werk
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Economie 
T3
Paragraaf: 7.6
Betaald en onbetaald werk

Slide 1 - Tekstslide

Arbeidsomstandigheden

Slide 2 - Tekstslide

 Arbeidsomstandigheden 

Slide 3 - Tekstslide

Instructie
We gaan samen bekijken welke motieven mensen hebben om te gaan werken. Ook ontdekken we het verschil tussen betaald en onbetaald werk.

Slide 4 - Tekstslide

Arbeidsmotieven
  • = redenen om te werken.

Slide 5 - Tekstslide

Wat is een arbeidsmotief?
A
geld/loon
B
het communiceren met collega's
C
jezelf ontwikkelen
D
het zijn allemaal arbeidsmotieven

Slide 6 - Quizvraag

Waarom zou je willen werken?

Slide 7 - Tekstslide

Landbouw, visserij, mijnbouw
Landbouw, visserij, mijnbouw
primaire sector

producten worden uit de natuur gehaald
bijv: Visserijbedrijf, mijnbouwbedrijven, boerenbedrijven
Geld verdienen

Slide 8 - Tekstslide

Landbouw, visserij, mijnbouw
Landbouw, visserij, mijnbouw
primaire sector

producten worden uit de natuur gehaald
bijv: Visserijbedrijf, mijnbouwbedrijven, boerenbedrijven
Nuttig zijn voor de samenleving

Slide 9 - Tekstslide

Landbouw, visserij, mijnbouw
Landbouw, visserij, mijnbouw
primaire sector

producten worden uit de natuur gehaald
bijv: Visserijbedrijf, mijnbouwbedrijven, boerenbedrijven
Jezelf ontwikkelen

Slide 10 - Tekstslide

Landbouw, visserij, mijnbouw
Landbouw, visserij, mijnbouw
primaire sector

producten worden uit de natuur gehaald
bijv: Visserijbedrijf, mijnbouwbedrijven, boerenbedrijven
Sociale contacten

Slide 11 - Tekstslide

Arbeidsmotieven betaald werk 

  • vooral geld, loon
  • vanwege contacten met collega's, samenwerken
  • een moeilijke/uitdagende baan
  • Nuttig zijn

Slide 12 - Tekstslide

arbeidsmotieven onbetaald werk
  • zorg voor kinderen
  • werktijd zelf kunnen indelen

Slide 13 - Tekstslide

Betaald werk
(Loondienst )
-Supermarkt
-Ziekenhuis
-zonder vast dienstverband (flexwerker)
-in eigen onderneming
- via uitzendbureau


Onbetaald werk 
-Vrijwilligerswerk
-huishoudelijk werk
-kinderen opvoeden 

Slide 14 - Tekstslide

Voltijd of deeltijd ?
Voltijd baan (fulltime) = 36 - 40 uur in de week werken

Deeltijd baan (parttime) = minder dan 36 uur in de week werken

Slide 15 - Tekstslide

Gevolgen partime werken
  • gezinsinkomen daalt
  • sommige uitgaven dalen ( kosten kinderopvang, schoonmaak)
  • er is meer tijd voor de huishouding van gezin

Slide 16 - Tekstslide

Arbeidsomstandigheden
Alles wat werken prettig en minder prettig maakt.

Slide 17 - Tekstslide

Arbowet
In de Arbowet staan regels voor veilige en gezonde arbeidsomstandigheden

Slide 18 - Tekstslide

Hoeveel uur moet je werken voor een full time baan?
A
zo veel als je wilt
B
36 tot 40 uur
C
18 tot 20 uur
D
meer dan 40 uur

Slide 19 - Quizvraag

Alle dingen die te maken hebben met je praktische werksituatie/ werk plek zijn.....
A
Arbeidsomstandigheden
B
Arbowet

Slide 20 - Quizvraag

ARBO-wetten gaan over de arbeidsomstandigheden tijdens het werk.
A
waar
B
niet waar

Slide 21 - Quizvraag

deeltijd baan
voltijd baan
werkgever
werknemer
vaste baan
Baan met een einddatum.  
Iemand die betaald werk doet voor een baas.
Je baas.
tijdelijke baan
Baan voor onbepaalde tijd.
Minder dan 36 uur per week werken.
36 uur tot 40 uur per week werken.

Slide 22 - Sleepvraag

In de ...... staan regels voor veilige en gezonde arbeidsomstandigheden.

A
Arbowet
B
Arbeidstijdenwet
C
WerkloosheidsWet (WW)
D
Arbeidswet

Slide 23 - Quizvraag

redenen om te werken
A
Arbeidsmotieven
B
Arbeidsovereenkomst
C
Arbeidstijdwet
D
arbeidsmarkt

Slide 24 - Quizvraag

Wat is geen arbeidsmotief?
A
geld/loon
B
het communiceren met collega's
C
reizen
D
het zijn allemaal arbeidsmotieven

Slide 25 - Quizvraag

Veel mensen werken liever buitenshuis dan dat ze thuis niets doen.

Wat is géén arbeidsmotief voor dit voorbeeld?
A
Om contact te hebben met mensen
B
om kinderopvang te kunnen betalen
C
om mee te werken aan een goed product
D
Om geld te verdienen om op vakantie te gaan

Slide 26 - Quizvraag

Ferdi en Anouk hebben het over vrijwilligerswerk.
Ferdi zegt: ‘Vrijwilligerswerk is onbetaald of je krijgt een vrijwiligersvergoeding.’
Anouk zegt: ‘Vrijwilligerswerk doe je vooral omdat je nuttig wil zijn.’

Wie heeft er gelijk?
A
Ferdi
B
Anouk
C
Beide
D
Niemand

Slide 27 - Quizvraag

Huiswerk hoofdstuk 7 paragraaf 5
maak de rekentrainer paragraaf 6

blz. 108 in je boek. Wel je boek hiervoor gebruiken
voorbeeld. 
Klein getal : groot getal  x 100 =  ??  %

Slide 28 - Tekstslide