ZB4 vrijdag 11 december rekentrainer + paragraaf 3.5

1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag
2e uur
Hoe nu verder??
uitleg rekentrainer Hoofdstuk 3
Zelfstandig aan het werk met de rekentrainer
Nakijken van de rekentrainer
3e uur
Examenvragen
Uitleg over paragraaf 3.5
Zelfstandig aan het werk met 3.5

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen
Aan het einde van de les kun je/weet je:
rekenen met heel veel nullen
rekenen met de verandering in procenten
uitleggen wat er gebeurd als je geen baan meer hebt
wat je kunt doen als je geen baan meer hebt

Slide 3 - Tekstslide

Hoe nu verder?

Slide 4 - Tekstslide

heel veel nullen
Hoeveel nullen heeft 1 duizend?
Hoeveel nullen heeft een miljoen?
Hoeveel nullen heeft een miljard?

Slide 5 - Tekstslide

heel veel nullen
1 duizend = 1.000 (3 nullen)
1 miljoen = 1.000.000 (6 nullen)
1 miljard = 1.000.000.000 (9 nullen)

Slide 6 - Tekstslide

Rekenen met heel veel nullen
Gelijk aantal nullen, dan mag je "gewoon" rekenen en hoef je de nullen niet mee te tellen.

bijvoorbeeld:
2,5 miljoen + 3 miljoen = 2,5 + 3 = 5,5 miljoen
of
3 miljard x 7 miljard = 3 x 7 = 21 miljard

Slide 7 - Tekstslide

Omrekenen naar gelijke nullen
Duizend                                          miljoen                              - miljard
         x 1000                                         x 1000      

miljard                                     miljoen                           duizend
: 1000                                       :1000   

Slide 8 - Tekstslide

Rekenen met veel nullen
Verschil in aantal nullen, dan moet je de nullen gelijk maken.

voorbeeld:
2,5 miljard + 3 miljoen  
2,5 miljard + 0,3 miljard = 2,5 + 0,3 = 2,8 miljard

(3 miljoen omrekenen naar miljard)
(3 : 1000 = 0,3 miljard) 

Slide 9 - Tekstslide

Rekenen met veel nullen
Nog een voorbeeld:

70 miljard : 14 miljoen   (eerst omrekenen)
70.000 miljoen : 14 miljoen = 5.000

70 miljard x 1000 = 70.000 miljoen

Slide 10 - Tekstslide

Aan de slag
maken bladzijde 81 eerste kolom
timer
7:00

Slide 11 - Tekstslide

Verandering in procenten
Formule:

(Nieuw - Oud) : Oud x 100

Slide 12 - Tekstslide

Wanneer?
Woorden als:
stijging, daling, toegenomen, afgenomen

Slide 13 - Tekstslide

Voorbeeld
Een artikel is afgeprijsd van € 15 naar € 11,25.
Hoeveel procent is het artikel gedaald in prijs?


Slide 14 - Tekstslide

Antwoord
(11,25 - 15) : 15 x 100 = - 25
Dus een daling van 25%

Slide 15 - Tekstslide

Zelfstandig aan het werk
Maken de rekentrainer op bladzijde 81 
Tweede kolom
timer
7:00

Slide 16 - Tekstslide

Nakijken van de rekentrainer

Slide 17 - Tekstslide

Examenvraag 1 (1p)
De supermarktvestiging waar Yasmine werkt moet sluiten. Annie, een
collega van Yasmine, is 63 jaar. Annie schrijft zich na haar ontslag niet in
bij het UWV-werkbedrijf. Zij denkt dat ze na haar ontslag toch geen kans
meer op een baan heeft.

Welke vorm van werkloosheid zal van toepassing zijn op Annie?

A geregistreerde werkloosheid
B regionale werkloosheid
C verborgen werkloosheid 

Slide 18 - Tekstslide

Examenvraag 2 (1p)
De verwachting voor de werkgelegenheid in 2016 ziet er niet goed uit.
Door de crisis zullen consumenten minder geld besteden en zullen meer
jongeren werkloos worden.
1p 34 Hoe noem je de werkloosheid die ontstaat doordat consumenten minder
besteden?

A conjuncturele werkloosheid
B regionale werkloosheid
C structurele werkloosheid
D verborgen werkloosheid 

Slide 19 - Tekstslide

Examenvraag 3 (2p)
In de jaren 2008 tot en met 2012 steeg het gemiddelde bruto uurloon van
jongeren van € 6,59 naar € 7,91. In het jaar 2013 daalde het gemiddeld
bruto uurloon met 10% ten opzichte van 2012.

Bereken in twee decimalen het gemiddeld bruto uurloon in 2013. Schrijf je
berekening op. 

Slide 20 - Tekstslide

wat zijn de gevolgen van werkloosheid?

Slide 21 - Woordweb

Wat kun je zelf doen tegen werkloosheid?

Slide 22 - Woordweb

wat kan de overheid doen tegen werkloosheid?

Slide 23 - Woordweb

Geen werk meer en dan?
Je krijgt eerst een WW-uitkering (70% van je laatst verdiende loon)

Daarna krijg je een bijstandsuitkering of niet.

Slide 24 - Tekstslide

Scholing
Bijscholen (extra kennis opdoen voor je vak)

Herscholen (opfrissen wat je al aan het doen bent)

Omscholen ( je leert een totaal ander vak)

Slide 25 - Tekstslide

Zelfstandig werken 
aan de slag met paragraaf 3.5

Slide 26 - Tekstslide