Rekentrainer

Rekentrainer
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
Economie & OndernemenMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3,4

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

Rekentrainer

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
Aan het einde van de les kunnen de leerlingen bedragen omrekenen naar een andere periode.

Aan het einde van de les kunnen de leerlingen zoeken in een tabel.

Aan het einde van de les kunnen de leerlingen rekenen met miljarden en miljoenen. 

Slide 2 - Tekstslide

Bedragen omrekenen
Reken het bedrag eerst om naar een jaarbedrag.
• Reken dat jaarbedrag dan om naar de juiste periode.
Let hier op: 
• Er gaan 52 weken in een jaar.
• Er gaan 12 maanden in een jaar.
• Er gaan 4 kwartalen in een jaar

Slide 3 - Tekstslide

Voorbeeld
€ 1.690 per maand = € 390 per week
Stap 1: Reken om naar jaarbasis, makkelijker rekenen!
€ 1.690 per maand x 12 (12 maanden in een jaar)=  €20.280 per jaar.
Stap 2: Reken per week uit:
€20.280 (per jaar): 52 (52 weken in een jaar)= €390 per week 

Slide 4 - Tekstslide

Reken het bedrag om naar per week, € 1.170 per maand.

Slide 5 - Open vraag

Voorbeeld
€ 510 per week = € 2.210 per maand.
Stap 1: Reken om naar jaarbasis, makkelijker rekenen!
€ 510 per week x 52 (52 weken in een jaar)= € 26.520 op jaarbasis. 
Stap 2: Reken om naar maandbasis!
€ 26.520 (per jaar) : 12 (12 maanden in een jaar) =  € 2.210 per maand.

Slide 6 - Tekstslide

Reken het bedrag om naar per maand, € 780 per week.

Slide 7 - Open vraag

Voorbeeld
€ 2.275 per kwartaal = € 175 per week
Stap 1: Reken om naar jaarbasis, makkelijker rekenen!
€ 2.275 per kwartaal x 4 (4 kwartalen in een jaar)= € 9100 op jaarbasis.
Stap 2: Reken om naar per week (52 weken)!
9100: 52= € 175

Slide 8 - Tekstslide

Reken het bedrag om naar per week, € 390 per kwartaal.

Slide 9 - Open vraag

Zoeken in een tabel
Over welke datum gaat het over?
Over welke aandeel gaat het over?

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Miljarden en miljoenen
1 duizend = 1.000
1 miljoen = 1.000.000 = 1.000 × duizend
1 miljard = 1.000.000.000 = 1.000 miljoen

Slide 12 - Tekstslide

Voorbeeld
2 miljard + 300 miljoen =
2 miljard + 0,3 miljard = 2,3 miljard
of: 2.000 miljoen + 300 miljoen = 2.300 miljoen

Slide 13 - Tekstslide

Hoeveel is 200 miljoen en 3.8 miljard in
miljoenen?

Slide 14 - Open vraag

Hoeveel is 1,2 miljard – 200 miljoen in miljarden?

Slide 15 - Open vraag

Voorbeeld
Miljoen naar miljard uitrekenen: 
7 × 300 miljoen = 
7 × 0,3 miljard = 2,1 miljard.


Slide 16 - Tekstslide

Bereken in miljarden:
7 x 200 miljoen=

Slide 17 - Open vraag

Voorbeeld 
Bereken naar miljoenen van miljarden:
6% van 4 miljard =
4.000 miljoen : 100 (100%) × 6 = 240 miljoen

Slide 18 - Tekstslide

Bereken 4% van 0,6 miljard in miljoenen

Slide 19 - Open vraag

Leerdoelen behaald?
Aan het einde van de les kunnen de leerlingen bedragen omrekenen naar een andere periode.

Aan het einde van de les kunnen de leerlingen zoeken in een tabel.

Aan het einde van de les kunnen de leerlingen rekenen met miljarden en miljoenen. 

Slide 20 - Tekstslide