Les 1.8 Spelling (4)
Inhoud van deze les
• Welkom
• Actualiteit
• Taalvoutje
• Doel: Aan het eind van de les weet ik hoe de persoonsvorm in de OTT gevormd moet worden en weet ik de juiste leestekens en aanhalingstekens te gebruiken.
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
NeMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 1
In deze les zitten 10 slides, met tekstslides.
Lesduur is: 50 minOnderdelen in deze les
Inhoud van deze les
• Welkom
• Actualiteit
• Taalvoutje
• Doel: Aan het eind van de les weet ik hoe de persoonsvorm in de OTT gevormd moet worden en weet ik de juiste leestekens en aanhalingstekens te gebruiken.
Slide 1 - Tekstslide
Taalvoutje
Die is vast lekker pittig.
Slide 2 - Tekstslide
Actie:
• Lezen
• Herhaling instructie lees- en aanhalingstekens en OTT
• Nakijken les 1.8 opdracht 14 - 18
• Instructie informatiebronnen
• ZS les 1.9 opdracht 2 - 8
Test Jezelf les 1.3, 1.7 en 1.8
• Afsluiting
Slide 3 - Tekstslide
Leestekens
Leestekens zorgen ervoor dat zinnen en teksten makkelijker te lezen zijn.
- punt: einde van een gewone zin
- vraagteken: eind van een vraagzin
Leestekens:
- uitroepteken:na een uitroep of bevel
• opsomming
- komma: • tussen 2 persoonsvormen
• voor voegwoorden want, maar en omdat
Slide 4 - Tekstslide
Aanhalingstekens " "
- Als je een gesprek opschrijft zoals het gezegd wordt.
De coach zei: ‘We gaan een nieuwe tactiek toepassen in de wedstrijd.’
Aanhalingstekens: - Als je een stukje uit een tekst letterlijk overneemt. De uitspraak ‘Meedoen is belangrijker dan winnen’ hoort bij de Olympische Spelen.
- Als je een woord speciale aandacht wilt geven.
Hoe spel je ‘coach’ eigenlijk?
Slide 5 - Tekstslide
Onvoltooid Tegenwoordige Tijd (OTT)
hele ww ik-vorm ik-vorm + t wij-vorm
lachen lach hij lacht lachen
lopen loop jij loopt lopen
bellen bel zij belt bellen
lezen lees u leest lezen
geven geef het geeft geven
raden raad (smurfen) hij raadt raden
Slide 6 - Tekstslide
Informatiebronnen
Een informatiebron is een plek waar je informatie vindt over een onderwerp. Je zoekt bijvoorbeeld op wanneer jouw favoriete serie op Netflix komt, of wat een hamster eet. Je kunt informatiebronnen indelen in verschillende groepen:
• websites en apps, bijvoorbeeld Wikipedia en nu.nl;
• boeken, bijvoorbeeld schoolboeken en woordenboeken;
• media, bijvoorbeeld kranten- en tijdschriftartikelen en tv-programma’s;
• personen, bijvoorbeeld jouw leraar Nederlands.
Slide 7 - Tekstslide
Zoeken in een boek
inhoudsopgave voor in een boek kun je snel hoofdstukken en paragrafen zoeken. Met het register achter in een boek kun je snel belangrijke woorden zoeken. Die woorden worden uitgelegd in het boek. Deze woorden worden ook wel trefwoorden genoemd. Net als het woordenboek is het register alfabetisch geordend.
Zorg dat je in een woordenboek altijd zoekt naar de woordenboekvorm van een woord. Dit is de eenvoudigste vorm van een woord. Als je bijvoorbeeld wilt weten wat geëvacueerd betekent, zoek je niet bij de g, maar bij de e van evacueren.
Slide 8 - Tekstslide
Zoeken in een boek
- inhoudsopgave: snel hoofdstukken en paragrafen vinden.
Boek: - register: snel achterin belangrijke woorden (trefwoorden) zoeken, ze staan alfabetisch geordend.
- woordenboekvorm: Dit is de eenvoudigste vorm van een woord.
Als je bijvoorbeeld wilt weten wat geëvacueerd betekent, zoek je niet bij de g, maar bij de e van evacueren.
Slide 9 - Tekstslide
Zoeken op internet
Om te zoeken naar websites kun je een zoekmachine als Google gebruiken.
Vier tips voor zoeken op internet:
1. Gebruik het liefst twee of meer zoekwoorden.
2. Lees de eerste regel onder een website (hit) en vraag je af of je iets aan deze informatie hebt.
3. Kies niet meteen het bovenste resultaat. Kijk ook naar de volgende hits.
4. Zet eventueel de zoekopdracht tussen aanhalingstekens.
