3.1 Ijs, water, waterdamp

H3 water
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

H3 water

Slide 1 - Tekstslide

Aan de slag

Online maken introductie hoofdstuk 3 
Wat weet je al van water?

Klaar? Lezen § 3.1 
timer
10:00

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

§ 3.1 ijs, water, waterdamp

Slide 4 - Tekstslide

Leerdoelen
3.1.1 Je kunt de drie fasen van water herkennen in de praktijk.
3.1.2 Je kunt de drie fasen waarin water kan voorkomen beschrijven met het deeltjesmodel.
3.1.3 Je kunt met het deeltjesmodel verklaren waarom ijs en veel andere vaste stoffen een kenmerkende kristalstructuur hebben.
3.1.4 Je kunt uitleggen wat cohesie en adhesie zijn. (EXTRA)


Slide 5 - Tekstslide

ijs, water, waterdamp
Regen, sneeuw, mist, hagel, rijp en dauw zien er heel verschillend uit. 

Regen bestaat uit doorzichtige druppels, sneeuwvlokken zijn wit en donzig, mist is een dichte grijze nevel die je het zicht beneemt op de wereld om je heen, enzovoort. 

Toch gaat het bij al deze weersverschijnselen om dezelfde stof: Water

Slide 6 - Tekstslide

Vast, vloeibaar en gasvormig
Water kan net als veel andere stoffen voorkomen in drie toestanden:
- als vaste stof:  ijs
- als vloeistof (vloeibaar): water
- als gas: waterdamp

Deze 3 toestanden worden ook wel fasen genoemd.

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Vast, vloeibaar en gasvormig.
Het lastige bij waterdamp is dat je dit niet kunt zien. Vaak wordt de naam "waterdamp" gebruikt voor een nevel die uit fijne druppeltjes water bestaat. 

Maar dat is niet juist!

Een nevel bestaat uit vloeibaar water, ook al zijn de druppeltjes zo klein dat je ze niet afzonderlijk kunt zien. Waterdamp is geen nevel, maar een onzichtbaar gas om je heen.

Slide 9 - Tekstslide

Kristallen
Sneeuw bestaat uit ijskristallen, die allemaal mooie vormen hebben. Maar in al die verschillende vormen kun je steeds dezelfde zeshoekige structuur herkennen.
Deze kristalstructuur is kenmerkend voor ijs.

Veel vaste stoffen hebben een eigen kenmerkende kristalstructuur.

Slide 10 - Tekstslide

Kristallen
Dat kristallen een vaste vorm hebben, kun je verklaren met hetzelfde deeltjesmodel.

Omdat de moleculen van een stof allemaal gelijk zijn, kunnen ze op een regelmatige manier "gestapeld" worden, net zoals sinasappels in een supermarkt.

Zo ontstaat een kristalrooster waarin elk molecuul een vaste plaats heeft. 

Slide 11 - Tekstslide

Kristallen kunnen microscopisch klein zijn, maar ook centimeters groot. Een stuk bergkristal bestaat uit grote kristallen die aan elkaar zijn vastgegroeid. De kristalstructuur is dan ook met het blote oog goed waarneembaar.

Slide 12 - Tekstslide

Vast, vloeibaar en gasvormig.
Sneeuw, hagel en rijp bestaan uit ijs. Als je een handvol van oppakt, smelt het ijs in je warme hand en blijft er alleen wat smeltwater over.

Regen, dauw en mist bestaan uit waterdruppels. bij regen en dauw kun je de druppels vaak goed zien, bij mist zijn ze vaak microscopisch klein.

Slide 13 - Tekstslide

Vast, vloeibaar en gasvormig.
In de lucht die je uitademt, zit verhoudingsgewijs veel waterdamp. 
Normaal gesproken merk je dat niet. Maar bij koud weer kan de waterdamp in je adem overgaan in kleine waterdruppeltjes, doordat je warme adem afkoelt in de koude buitenlucht. 

Je ziet dan een klein nevelwolkje voor je mond verschijnen.

Slide 14 - Tekstslide

Soorten neerslag
Neerslag is water dat uit een wolk valt en de aarde bereikt: regen, sneeuw en hagel

Dauw bestaat uit kleine waterdruppeltjes. ’

Rijp bestaat uit enorme aantallen kleine ijskristallen. 

IJzel is zeer koude regen, die bevriest als het de bevroren grond raakt.

Slide 15 - Tekstslide

De fasen in het deeltjesmodel
Je kunt niet zien hoe de moleculen van een stof zoals water zich gedragen. Maar je kunt wel proberen om je dat voor te stellen. Je probeert dan voor je te zien wat de moleculen doen en hoe ze elkaar beïnvloeden. Zo kun je je een beeld vormen wat een stof is. 
Zo'n beeld noem je ook wel een "model van een stof"

In de natuurkunde en scheikunde wordt veel gebruik gemaakt van het deeltjesmodel.
In dit model bestaat een stof steeds uit dezelfde moleculen, of de stof nu vast, vloeibaar of gasvormig is. Dat een stof verschillende fases heeft, komt doordat de moleculen op verschillende manieren kunnen bewegen( en niet doordat de moleculen zelf veranderen).

Slide 16 - Tekstslide

Vaste stof
In een vaste stof hebben alle moleculen een eigen, vaste, plaats. De moleculen staan niet helemaal stil: ze trillen voortdurend heen en weer rond een gemiddelde 'evenwichtsstand', zonder hun vaste plaats ten opzichte van de andere moleculen kwijt te raken.  

Een blok ijs heeft daardoor niet alleen een vast volume, maar ook een vaste vorm.

Slide 17 - Tekstslide

Vloeistof
In een vloeistof hebben moleculen geen vaste plaats. Ze bewegen voortduren in alle richtingen langs elkaar heen. Doordat de moleculen niet aan een vaste plaats gebonden zijn, heeft een waterdruppel geen vaste vorm. De moleculen blijven wel zo dicht als mogelijk bij elkaar. Daardoor heeft een druppel wel een vast volume.

Slide 18 - Tekstslide

Gas

De moleculen van gas bewegen los van elkaar. 
Ze verspreiden zich meteen over de ruimte waar het gas zich in bevind. Hun onderlinge afstand is gemiddeld erg groot. De moleculen beïnvloeden elkaar niet, behalve wanneer ze op elkaar botsen.

Een gas zoals waterdamp heeft daardoor geen vaste vorm en ook geen vast volume.

Slide 19 - Tekstslide

Door de drie deeltjes modellen naast elkaar te zetten kun je het verschil mooi bekijken. Vaste stof; een vast rooster. Vloeistof; geen rooster en kleine afstand onderling. Gas; moleculen gedragen zich als "stuiterballen" en botsen continu.

Slide 20 - Tekstslide

Welke 3 fasen zijn er?

Slide 21 - Open vraag

Als ijs water wordt, welke fase-overgang vindt er plaats?
A
smelten
B
verdampen
C
condenseren
D
stollen (bevriezen)

Slide 22 - Quizvraag

Welke fase-overgang vindt er plaats als water ijs wordt?
A
smelten
B
verdampen
C
condenseren
D
stollen (bevriezen)

Slide 23 - Quizvraag

Als je een geurkaars neerzet, ruikt het na een tijdje in de hele kamer naar die geur. ook als je de kaars niet aan doet. De kaars is in de vaste fase.
Welke fase-overgang heeft er plaats gevonden?
A
smelten
B
verdampen
C
sublimeren
D
condenseren

Slide 24 - Quizvraag

Sleep alle woorden naar het bijpassende cijfer.
1
2
3
4
5
6
stollen
condenseren
rijpen
sublimeren
smelten
verdampen

Slide 25 - Sleepvraag

Doelen van deze les:
3.1.1 Je kunt de drie fasen van water herkennen in de praktijk.
3.1.2 Je kunt de drie fasen waarin water kan voorkomen beschrijven met het deeltjesmodel.
3.1.3 Je kunt met het deeltjesmodel verklaren waarom ijs en veel andere vaste stoffen een kenmerkende kristalstructuur hebben.
3.1.4 Je kunt uitleggen wat cohesie en adhesie zijn. (EXTRA)

Slide 26 - Tekstslide

Aan de slag 
agenda pakken - huiswerk noteren
mk en lr § 3.1 opdr 1 tm 9 (H)
mk en lr § 3.1 opdr 1 tm 11 (V)
mindmap maken

Slide 27 - Tekstslide