Voortgangsmeting 3a

Voortgangsmeting 4

Cesuur: 24/25
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
Burgerlijk ProcesrechtMBOStudiejaar 4

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

Voortgangsmeting 4

Cesuur: 24/25

Slide 1 - Tekstslide

In welke van de volgende gevallen is het burgerlijk procesrecht van toepassing?
A
Bij een geschil tussen een burger en een aansprakelijkheidsverzekering over een uitkering.
B
Bij vervolging van een bedrijf op verdenking van valsheid in geschrifte
C
Bij vervolging van een burger op verdenking van valsheid in geschrifte

Slide 2 - Quizvraag

Waarin verschillen een verzoekschriftprocedure en een dagvaardingsprocedure?
dagvaardingsprocedure
verzoekschriftprocedure
Beschikking
Belanghebbende
Rolrechter
Verzet

Slide 3 - Sleepvraag

Een minderjarige wordt door de rechter onder toezicht gesteld omdat de ouders niet voor het kind kunnen zorgen.

Met welk stuk begint de gerechtelijke procedure?

A
Dagvaarding
B
Verzoekschrift

Slide 4 - Quizvraag

De woningbouwvereniging zegt de huur op. De huurder is het niet eens met de opzegging. De woningbouwvereniging begint daarom een procedure.
Wat is de benaming van de woningbouwvereniging in deze procedure?

A
Appellant
B
Eiser
C
Verzoeker

Slide 5 - Quizvraag

Hoe wordt de partij aangeduid die in hoger beroep gaat in een civiel proces?
A
Appellant
B
Eiser
C
Geïntimeerde
D
Verweerder

Slide 6 - Quizvraag

Wat is een ambtelijke taak van een gerechtsdeurwaarder in het civiel procesrecht?

A
Incasso van een vordering.
B
Leggen van conservatoir beslag
C
Optreden als gemachtigde

Slide 7 - Quizvraag

Hoe wordt het uitbrengen van de dagvaarding door de deurwaarder in een civiel proces ook wel genoemd?

A
Arresteren van de dagvaarding
B
Betekenen van de dagvaarding
C
Beslaan van de dagvaarding
D
Produceren van de dagvaarding

Slide 8 - Quizvraag

Welk stuk is afkomstig van de eisende partij in een civiel proces?
A
Conclusie van antwoord
B
Conclusie van dupliek
C
Conclusie van repliek
D
Alle drie de genoemde stukken zijn afkomstig van de eisende partij.

Slide 9 - Quizvraag

Hoe wordt het genoemd wanneer de gedaagde in zijn conclusie met een tegeneis komt?

A
Comparitie na antwoord
B
Pleidooi
C
eis in reconventie
D
Tussenvonnis

Slide 10 - Quizvraag


Harald is ontslagen door zijn werkgever. Harald woont in Vught, maar werkte in de fabriek in Maastricht. Harald is het niet eens met het ontslag en dagvaardt de werkgever voor de rechtbank Den Bosch.
Waarom kan de rechter deze zaak niet in behandeling nemen?
Noteer je antwoord en licht je antwoord toe. (2p)

Slide 11 - Open vraag

Wat is de benaming van de rechterlijke beslissing in cassatie in een dagvaardingsprocedure?

A
Arrest
B
Beschikking
C
Vonnis

Slide 12 - Quizvraag

In een huurzaak weigert de verhuurder om een constructiefout te herstellen
waardoor de huurder al weken met een lekkage zit. De rechter stelt in het vonnis vast dat de verhuurder €150,- moet betalen aan de huurder voor iedere dag dat de lekkage niet verholpen is.

Welk executiemiddel gebruikt de rechter dus in zijn vonnis?

A
Dwangsom
B
beslag
C
Uitvoerbaarheid bij voorraad
D
lijfsdwang

Slide 13 - Quizvraag

De kat van Koos poept elke dag in de voortuin van buurman Jan. Jan is het zat en legt het geschil voor aan de rechter. De rechter bepaalt dat de kat voortaan binnen moet blijven en zorgt ervoor dat de uitspraak niet wordt opgeschort als Koos in beroep hiertegen gaat.

Hoe heet het als de rechter er voor zorgt dat de uitspraak niet wordt opgeschort door het instellen van een gewoon rechtsmiddel?

A
Dwangsom
B
Rechterlijke machtiging
C
Uitvoerbaarheid bij voorraad
D
gezag van gewijsde

Slide 14 - Quizvraag

Een rechter doet uitspraak in een dagvaardingsprocedure terwijl de gedaagde niet is verschenen.
Hoe noemt men een dergelijke uitspraak?
A
Een beschikking
B
Een comparitie
C
Een verstekvonnis
D
Een verzetsvonnis

Slide 15 - Quizvraag

Tegen een vonnis van de rechtbank is geen hoger beroep ingesteld. De termijn is verstreken en de uitspraak is daarmee onherroepelijk oftewel definitief. Hoe noem je dit?

A
Uitvoerbaar bij voorraad
B
Parate executie
C
Kracht van gewijsde
D
Geen van de bovenstaande antwoorden is juist.

Slide 16 - Quizvraag

Helma uit Zwolle (Rechtbank Overijssel) eist € 28.000,- van Herman uit Groningen (Rechtbank Noord Nederland), vanwege achterstallige huur van een winkelpand te Groningen.
Welke rechter is bevoegd?

A
Civiele kamer Noord Nederland
B
Sector kanton Noord Nederland
C
Civiele kamer Overijssel
D
Sector kanton Overijssel

Slide 17 - Quizvraag

Iris eist betaling van achterstallig loon. De werkgever betwist de eis.
Wie moet volgens de regels van het procesrecht bewijs leveren?

Licht je antwoord toe. Vermeld het toepasselijke wetsartikel. (2p)

Slide 18 - Open vraag

Iris doet een beroep op haar arbeidsovereenkomst. Wat voor schriftelijk bewijsmiddel is dit?
A
geschrift
B
onderhandse akte
C
authentieke akte

Slide 19 - Quizvraag

Marie en Mark hebben een samenlevingscontract vast laten stellen door de notaris. Ze gaan uit elkaar en krijgen een geschil over de verdeling van de auto. Welke bewijskracht heeft het samenlevingscontract als bewijs in een procedure?
A
Dwingend bewijs tegenover iedereen
B
Dwingend bewijs, maar alleen tussen de procespartijen
C
Vrije bewijskracht

Slide 20 - Quizvraag

Suze en haar ex-man hebben ruzie over de verkoop van hun huis met een overwaarde van €200.000,-. Suze dagvaardt hem.
Welke rechterlijke instantie is volgens de absolute competentie bevoegd?

A
Civiele kamer van de rechtbank
B
Gerechtshof
C
Sector kanton van de rechtbank

Slide 21 - Quizvraag

Egbert stelt dat hij een vordering heeft op Sander van € 1.250,-. Hij heeft Sander geld geleend en dat nooit terug ontvangen. Welk bewijsmiddel mag Egbert aanvoeren?
Geef het meest juiste antwoord.
A
Een bankafschrift waaruit blijkt dat hij € 1.250 heeft overgeboekt.
B
Getuigenverklaringen van twee vrienden die hebben gezien dat het geld is overhandigd.
C
Een geluidsopname van een telefoongesprek waarin Sander om uitstel van betaling vraagt.
D
Alle bovenstaande bewijsmiddelen kunnen worden aangevoerd.

Slide 22 - Quizvraag

Karel is een goede vriend van de gedaagde. Esther is de ex-echtgenote van de gedaagde en Maria is de nicht van de gedaagde. Alle drie worden ze als getuige opgeroepen.

Wie kan/kunnen zich beroepen op het verschoningsrecht?
Noteer je antwoord. Licht je antwoord toe. (2p)

Slide 23 - Open vraag

Wat is een verschil tussen een bindend advies procedure en een arbitrageprocedure?
A
Een arbitrageprocedure is geregeld in het Rv en een bindend advies niet
B
Een arbitrageprocedure is goedkoper dan een bindend advies.

Slide 24 - Quizvraag

Wat wordt bedoeld met griffierechten?
A
De totale kosten van een juridische procedure
B
De vergoeding die de griffier ontvangt voor zijn/haar werkzaamheden.
C
De vaste kosten die door de rechtbank in rekening worden gebracht voor een procedure in behandeling wordt genomen.
D
Advocatenkosten

Slide 25 - Quizvraag

Waarin verschilt een kortgedingprocedure bij de voorzieningenrechter met een normale procedure bij de civiele kamer van de rechtbank?
A
In kortgedingzaken die vallen binnen de absolute competentie van de kantonrechter, kan de eiser kiezen tussen kantonrechter en voorzieningenrechter.
B
In kortgedingzaken die vallen binnen de relatieve competentie van de kantonrechter, kan de eiser kiezen tussen kantonrechter en voorzieningenrechter.

Slide 26 - Quizvraag

Ismaël is bij verstek veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding aan Azar, omdat hij niets van zich heeft laten horen in de procedure bij de rechtbank. Hij is het hier echter niet mee eens.
Welk rechtsmiddel kan hij nu toepassen?


A
Cassatie
B
Herroeping
C
Hoger beroep
D
Verzet

Slide 27 - Quizvraag

Hoeveel tijd heeft iedere partij in een civiel proces om in hoger beroep te gaan?

A
Acht weken vanaf de dag van de uitspraak van het vonnis
B
Acht weken vanaf de dag van betekening van het vonnis
C
Drie maanden vanaf de dag van de uitspraak van het vonnis
D
Drie maanden vanaf de dag van betekening van het vonnis

Slide 28 - Quizvraag

Wanneer kan worden overgegaan tot tenuitvoerlegging van executoriale titels?

A
Zodra de rechter de eiser gelijk geeft.
B
Als de gerechtsdeurwaarder het vonnis in handen heeft
C
Nadat de gerechtsdeurwaarder het vonnis aan gedaagde heeft betekend.

Slide 29 - Quizvraag

Wat houdt parate executie in?
A
Verkoop van onroerende goederen van de schuldenaar zonder voorafgaand rechterlijk vonnis.
B
Verkoop van roerende goederen van de schuldenaar zonder tussenkomst van een notaris
C
Verkoop van roerende goederen van de schuldenaar zonder voorafgaand rechterlijk vonnis.

Slide 30 - Quizvraag

Wat wordt verstaan onder de minuut?
A
Gewaarmerkte kopie van een vonnis
B
Officieel afschrift van vonnis, betekend aan gedaagde
C
Het originele vonnis dat wordt bewaard op de griffie
D
Akte, niet door speciaal ambtenaar opgemaakt

Slide 31 - Quizvraag

Stelling 1: Betekening van de dagvaarding gebeurt door de gerechtsdeurwaarder.

Stelling 2: Met betekening van de dagvaarding bedoelen we de officiële uitreiking van de dagvaarding aan gedaagde.

A
Beide stellingen zijn juist.
B
Alleen stelling 1 is juist.
C
Alleen stelling 2 is juist.
D
Beide stellingen zijn onjuist.

Slide 32 - Quizvraag

Wat wordt bedoeld met het feit dat bij beslag op loon rekening moet worden gehouden met de beslagvrije voet?

A
dat het beslag op loon belastingvrij is
B
dat een deel van het loon ter hoogte van 90% van de bijstandsnorm vrij blijft van beslag
C
dat er geen beslag op loon mag worden gelegd

Slide 33 - Quizvraag

Welke uitleg hoort bij welk beslag?
Conservatoir beslag
Executoriaal beslag
Ten uitvoer leggen van een vonnis
Veilig stellen van goederen

Slide 34 - Sleepvraag

Het gaat financieel niet goed met de familie Werkers. Vader Berend is muzikant. Zijn vrouw is huisvrouw. De situatie is inmiddels zover dat de deurwaarder beslag komt leggen op hun goederen.
Op welke goederen mag beslag gelegd worden?

beslag mogelijk
geen beslag mogelijk
gitaar van Berend
laptop van de vrouw van Berend
schoolboeken van de thuiswonende kinderen
speelgoed van de thuiswonende kinderen

Slide 35 - Sleepvraag