H4 Delen

Los op

Welk getal hoort bij het vraagteken '?' te staan?


1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
RekenenPraktijkonderwijsVoortgezet speciaal onderwijsLeerjaar 1,2

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

Los op

Welk getal hoort bij het vraagteken '?' te staan?


Slide 1 - Tekstslide

Als ik het VERSCHIL van twee getallen wil weten dan moet ik
A
optellen
B
aftrekken
C
breuken
D
delen

Slide 2 - Quizvraag

De verhouding tussen twee getallen betekent
A
vermenigvuldigen
B
optellen
C
delen
D
vereenvoudigen

Slide 3 - Quizvraag

Het PRODUCT van twee getallen betekent dat je ze moet
A
vermenigvuldigen
B
optellen
C
delen
D
vereenvoudigen

Slide 4 - Quizvraag

Wat ga jij na de vakantie doen bij de rekenles?
Het gaat goed, ik ga op dezelfde manier verder
Ik ga harder werken in de les want het moet beter gaan
Ik ga beter nakijken want ik maak nog foutjes omdat ik dat niet doe
Ik vraag om een ander boek want ik haal hoge cijfers
Ik wil ook Nederlands oefenen met wiskunde opdrachten
Ik weet het nog niet, eerst vakantie vieren

Slide 5 - Poll

Methodes voor handig rekenen bij DELEN

Slide 6 - Tekstslide

Reken nu uit door zelf de getallen te vergroten of verkleinen: 84 : 14

Slide 7 - Open vraag

Haakdeling (cijferend rekenen)

Slide 8 - Tekstslide

Staartdeling (cijferend rekenen)

Slide 9 - Tekstslide

Splitsen van getallen 56 : 4
Stap 1
Splits het eerste getal: 56 splits je in 40 en 16.

Stap 2
Reken de delingen uit.
   40 : 4 = 10
   16 : 4 = 4

Stap 3
Tel de uitkomsten op.
   10 + 4 = 14

Slide 10 - Tekstslide

Methodes voor handig rekenen bij
VERMENIGVULDIGEN

Slide 11 - Tekstslide

Cijferend vermenigvuldigen

Slide 12 - Tekstslide

Splitsen van getallen bij 7 x 34
Stap 1
Splits één van de getallen in tientallen en eenheden.
34 splits je in 30 en 4

Stap 2
Vermenigvuldig met het andere getal.
7×30=210 / 7×4=28

Stap 3
Tel de uitkomsten op.
210 + 28 = 238


Slide 13 - Tekstslide

Reken nu zelf uit door middel van splitsen: 57 x 9

Slide 14 - Open vraag

Vergroten of verkleinen
5 × 16 =
Stap 1
Vergroot één van de getallen en verklein het andere getal.
5   ×    16 =
↓ ×2     ↓ :2
10    ×    8 =
Stap 2
Vermenigvuldig de nieuwe getallen.
10 x 8 = 80 
5 × 16 = 80

Slide 15 - Tekstslide

Reken nu zelf uit door middel van vergroten of verkleinen: 4 x 18 =

Slide 16 - Open vraag

Reken nu cijferend uit: 25 x 67 =

Slide 17 - Open vraag

Vermenigvuldigen van grote getallen
3.000 × 6.000 =
Stap 1
Streep de nullen in de getallen weg.
3.000 × 6.000 =
Stap 2
Vermenigvuldig de nieuwe getallen.
3 × 6 = 18
Stap 3
Zet alle nullen terug in de uitkomst: In 3.000 heb je 3 nullen weggestreept en in 6.000 heb je 3 nullen weggestreept.
Je zet 3 + 3 = 6 nullen terug.
18.000.000

Slide 18 - Tekstslide

Reken nu zelf uit door middel van splitsen: 45 : 3

Slide 19 - Open vraag

Vergroten van de getallen (verkleinen werkt hetzelfde)
135 : 5 =

Stap 1
Vergroot (of verklein) beide getallen.
135   :   5 =
  ↓ ×2     ↓ ×2
 270  :   10 =

Stap 2
Deel de nieuwe getallen.
270 : 10 = 27

  

Slide 20 - Tekstslide

Reken nu zelf uit door middel van een haakdeling of een staartdeling (gebruik kladpapier): 324 : 9 =

Slide 21 - Open vraag

Delen met grote getallen
45.000 : 900 =

Stap 1
Deel beide getallen door hetzelfde getal (tiental, honderdtal, enz.)
45.000  :  900 =
↓ : 100     ↓ : 100
450    :   9 =

Stap 2
Deel de nieuwe getallen.
450 : 9 = 50


Slide 22 - Tekstslide

Reken nu zelf uit door middel van kleiner maken van de getallen:
72.000 : 900 =

Slide 23 - Open vraag

Splitsen
Omkeren
Vergroten
Verkleinen
Cijferen
Grote getallen
Handig rekenen

Slide 24 - Woordweb