10. In de een-na-laatste stelling zegt Wittgenstein dat als je zijn stellingen goed begrijpt, je snapt dat ze onzinnig zijn: “6.54 Mijn zinnen verhelderen daardoor, dat hij, die mij begrijpt, ze uiteindelijk als onzinnig herkent, wanneer hij door hen – op hen – over hen naar boven geklommen is. (Hij moet zogezegd de ladder wegwerpen, nadat hij erop naar boven geklommen is.) Hij moet deze zinnen overwinnen, dan ziet hij de wereld juist.”
Leg uit waarom Wittgenstein op basis van zijn eigen theorie tot de conclusie komt dat zijn stellingen onzinnig zijn.