Logisch positivisme - De wet van de drie stadia

1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
FilosofieMiddelbare school

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

1. Leg uit dat het onderscheid tussen empirisch waarneembare uitspraken en logische en wiskundige uitspraken overeenkomt met de vork van Hume.

Slide 4 - Open vraag

2. Waarom was de vork van Hume ook alweer een wankele basis voor wetenschappelijke kennis?

Slide 5 - Open vraag

3. Het begrip positivisme heeft in de wetenschapsfilosofie niets te maken met optimisme of opgewektheid. Leg uit wat in de wetenschap wel met ‘positief’ wordt bedoeld, bijvoorbeeld wanneer iemand ‘positief is getest’ op het coronavirus.

Slide 6 - Open vraag

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

4. Wat is volgens Comte het demarcatiecriterium van de wetenschap? (Oftewel: wat onderscheidt volgens Comte wetenschappelijke kennis van niet-wetenschappelijke kennis?)

Slide 12 - Open vraag

5.Volgens de filosoof Spinoza kan iedere gebeurtenis teruggevoerd worden tot de eerste oorzaak van alles die hij ‘God oftewel Natuur’ noemt. Hieruit concludeert hij dat elke gebeurtenis volmaakt is – het ‘kwaad’ is slechts een denkfout van de mens. In welke van de drie stadia zouden we Spinoza moeten indelen? Licht je antwoord toe.

Slide 13 - Open vraag

6. Heeft de westerse cultuur het positieve stadium al bereikt? Beargumenteer je antwoord aan de hand van twee voorbeelden.

Slide 14 - Open vraag

7. Op basis van Comte's wet van de drie stadia zou je kunnen zeggen dat mensen die geloven in God of spirituele krachten ‘achtergebleven’ zijn. Ben je het daarmee eens?

Slide 15 - Open vraag

8. Comte geloofde sterk dat er in de geschiedenis sprake is van vooruitgang. Zo dacht hij dat zijn eigen wetenschapsgebied - de sociologie - alle maatschappelijke problemen in Frankrijk kon oplossen. Brengt de wetenschap volgens jou alleen vooruitgang? Beargumenteer je antwoord aan de hand van twee voorbeelden.

Slide 16 - Open vraag

Volgende les: Ludwig Wittgenstein over zinvolle en onzinnige taal

Slide 17 - Tekstslide