werkblad snelheid 2

• Biologie
• Natuurkunde / Scheikunde
• Middelbare school
• vmbo t, mavo
• Leerjaar 3

werkblad oefensommen snelheid.

Kirsi heeft zichzelf aan een raket gebonden en schiet zichzelf weg met een snelheid van 30m/s. Welke afstand heeft Kirsi na 1,2 seconde afgelegd?

2. Ayla rijdt op haar eenhoorn naar het kasteel van haar droomprins. Het kasteel is 18 km ver. Hoelang doet ze er over om het kasteel te bereiken als haar eenhoorn een snelheid van 54 m/s heeft?

3. een panda rolt met 90 km/h van de heuvel. De heuvel is 3.9 km lang. Hoelang doet ze hier over?

4. Liam rijdt op zijn driewieler naar school (1,8km). Hij doet hier 35 minuten over. Wat is zijn gemiddelde snelheid?

Niels schiet een elastiekje tegen de muur. Het elastiekje verlaat Niels hand met 10km/h en raakt 2,4 sec later de muur. Hoever staat Niels van de muur af?

6. Santino loopt met een snelheid van 5.7 m/s. Hij loopt naar school en doet hier 30 minuten over. Wat was de afstand naar school?

8. Joost fietst 12 m/s over een afstand van 180 meter. Wat is zijn tijd in minuten?

9. Kyra skate graag. Zij heeft een maximum snelheid van 15 km/h bereikt als zij 1,9 meter aflegt. Hoelang doet zij hierover?

10. Rowan gaat met de auto naar zijn werk. Hij rijd 2 uur over een afstand van 8000 meter. Wat is zijn snelheid?

11. Pierre heeft autorobotjes. In 12.5 m/s legt de auto 1.2 kilometer af. Wat is zijn tijd?

13. Clark K. vliegt met een snelheid van 76 km/h. Hij legt daarbij met gemak 20.000 meter af. Wat is zijn tijd?

14. Clark K. vliegt nu naar Mars. Hij doet hier 12 seconden over. De afstand van de aarde naar Mars is 400 000 000 km. Wat zal zijn snelheid zijn?

15. Bruce Wayne moet ook naar Mars; de situatie loopt uit de hand. Hij moet ook 400.000.000 kilometer afleggen, maar zijn batmobile gaat niet sneller dan 702 m/s. Hoelang zal hij er over doen?

16. Als Diana 90 minuten moet rijden naar haar werk, wat 3400 meter verderop ligt. Hoe snel gaat zij dan gemiddeld?

19. Simon loopt naar de winkels. Hij loopt 5.6 m/s en doet hier 15 minuten over. Wat is de afstand naar de winkels.

20. Simon loopt terug naar huis met een volle tas boodschappen. Hij loopt nu langzamer en doet er 20 minuten over. Wat was zijn snelheid?