Hoofdstuk 1 les 1

A0 - A2
ca. 80 hours 
(40 hours per level)
homework 2 uur p/w



1 / 60
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2WOHBOStudiejaar 1

In deze les zitten 60 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

A0 - A2
ca. 80 hours 
(40 hours per level)
homework 2 uur p/w



Slide 1 - Tekstslide

A0 - A2
ca. 80 hours 
(40 hours per level)
homework 2 uur p/w


Slide 2 - Tekstslide

A0 - A2
Dialog
learn & practice
Tekst
Own vocabulary
extra exercises


Slide 3 - Tekstslide

spreken
A - verbs / pronouns
your answer is always 'ja'

B - nouns
yes or no
repeat or replace

Slide 4 - Tekstslide

goedemorgen
goedemiddag
tot morgen
prettig weekend
Hoe gaat het?
Zin om iets te drinken?
Nederlandse
televisie en radio

Nederlandse versie van je navigatie

Een Nederlands kinderboek...
Learn Dutch 
start with
good morning
Have a nice weekend.
good afternoon
see you tomorrow
How are you?
Feel like having a drink?

Slide 5 - Tekstslide

El Molinero 
Taaltrainingen NT2
goedemorgen
goedemiddag
tot morgen
prettig weekend
Hoe gaat het?
Zin om iets te drinken?
Nederlandse
televisie en radio

Nederlandse versie van je navigatie

EenNederlands kinderboek...
Learn Dutch 
start with
good morning
Have a nice weekend.
good afternoon
see you tomorrow
How are you?
Feel like having a drink?

Slide 6 - Tekstslide

Kennismaken - To introduce
Nederland - The Netherlands
frog
cold
small
country

Slide 7 - Tekstslide

kennismaken
frog
cold
small
country
koud

Slide 8 - Tekstslide

kennismaken
frog
cold
small
country
kikker
koud

Slide 9 - Tekstslide

kennismaken
frog
cold
small
country
landje
kikker
koud
Aangenaam kennis te maken.

Slide 10 - Tekstslide

kennismaken
frog
cold
small
country
landje
kikker
koud
Leuk je te ontmoeten.

Slide 11 - Tekstslide

Les 1
J
You are able to

... introduce yourself

...tell where you live

...count to 20

...use the verbs to listen, to have and to be
Je kunt

...jezelf voorstellen

...vertellen waar je woont 

...tot 20 tellen 

...de werkwoorden luisteren, hebben en zijn gebruiken
frog
kikker
cold
koud
small
country
landje
El Molinero 
Taaltrainingen NT2

Slide 12 - Tekstslide

Les 1
J
You are able to

... introduce yourself

...tell where you live

...count to 20

...use the verbs to listen, to have and to be
Je kunt

...jezelf voorstellen

...vertellen waar je woont 

...tot 20 tellen 

...de werkwoorden luisteren, hebben en zijn gebruiken
frog
kikker
cold
koud
small
country
landje

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

personaal pronomen
Ik
jij/je
hij
zij/ze
het
u

wij/we
jullie
zij/ze
werk
werkt
werkt
werkt
werkt
werkt

werken
werken
werken

werk je?

luister
luistert
luistert
luistert
luistert
luistert

luisteren
luisteren
luisteren

luister je?

to work
to listen
heb
hebt
heeft
heeft
heeft
hebt

hebben
hebben
hebben
ik - geen t
hij, zij, het / u -  altijd een  t
jij/je  -  soms een t 
to have

heb je?

Slide 15 - Tekstslide

personaal pronomen
Ik
jij / je
hij
zij/ze
het
u

wij/we
jullie
zij/ze
luister
luistert
luistert
luistert
luistert
luistert

luisteren
luisteren
luisteren

luister je?

ik - geen t
je  -  soms een t 
hij, ze, het / u -  altijd een  t
luisteren - to listen
singular
plural

Slide 16 - Tekstslide

personaal pronomen
Ik
jij / je
hij
zij/ze
het
u

wij/we
jullie
zij/ze
luister
luistert
luistert
luistert
luistert
luistert

luisteren
luisteren
luisteren

luister je?

ik - geen t
je  -  soms een t 
hij, ze, het / u -  altijd een  t
luisteren - to listen
singular
plural
gender neutraal
hen
luistert
singular

Slide 17 - Tekstslide

personaal pronomen
Ik
jij
hij
zij/ze
het
u

wij/we
jullie
zij/ze

Slide 18 - Tekstslide

personaal pronomen
Ik
jij
hij
zij/ze
het
u

wij/we
jullie
zij/ze
werk
werkt
werkt
werkt
werkt
werkt

werken
werken
werken

Slide 19 - Tekstslide

personaal pronomen
Ik
jij
hij
zij/ze
het
u

wij/we
jullie
zij/ze
werk
werkt
werkt
werkt
werkt
werkt

werken
werken
werken

werk jij?

Slide 20 - Tekstslide

personaal pronomen
Ik
jij
hij
zij/ze
het
u

wij/we
jullie
zij/ze
werk
werkt
werkt
werkt
werkt
werkt

werken
werken
werken

werk jij?

ik - geen t
je  -  soms een t 
hij, zij, het / u -  altijd een  t

Slide 21 - Tekstslide

personaal pronomen
Ik
jij
hij
zij/ze
het
u

wij/we
jullie
zij/ze
luister
luistert
luistert
luistert
luistert
luistert

luisteren
luisteren
luisteren

luister jij?

ik - geen t
je  -  soms een t 
hij, zij, het / u -  altijd een  t

Slide 22 - Tekstslide

Type simpel
Ik
wij
luister
luisteren
drop -en
luisteren

Slide 23 - Tekstslide

personaal pronomen
Ik
jij
hij
zij/ze
het
u

wij/we
jullie
zij/ze
ken
kent
kent
kent
kent
kent

kennen
kennen
kennen

ken jij?

ik - geen t
je  -  soms een t 
hij, zij, het / u -  altijd een  t

Slide 24 - Tekstslide

Type simpel - type kort
Ik
wij
luister
luisteren
Ik
wij
ken
kennen
drop a consonant
drop -en
drop -en
kennen
luisteren

Slide 25 - Tekstslide

simpel, kort, lang
simpel - type 'S'
drop -en

lachen - ik lach
kort - type 'K'
drop -en
drop 1 consonant
lang - type 'L'
drop -en
add 1 vowel
passen - ik pas
maken - ik maak

Slide 26 - Tekstslide

hebben en zijn
Ik
jij
hij
zij/ze
het
u

wij/we
jullie
zij/ze
heb
hebt
heeft
heeft
heeft
heeft

hebben
hebben
hebben

heb jij?

Ik
jij
hij
zij/ze
het
u

wij/we
jullie
zij/ze
ben
bent
is
is
is
bent

zijn
zijn
zijn

ben jij?

Slide 27 - Tekstslide

Dag Anna, woon ______ ook in Amsterdam?
A
wij
B
jij
C
zij

Slide 28 - Quizvraag

Dit is Paul. ___ komt uit Engeland.
A
Hij
B
Wij
C
Jij

Slide 29 - Quizvraag

Hans en Freek, hebben ___ het boek ook?
A
hij
B
jullie
C
ik

Slide 30 - Quizvraag

Mevrouw, woont ___ op nummer 24?
A
zij
B
hij
C
u

Slide 31 - Quizvraag

Het is pauze. ___ stoppen even.
A
Ik
B
We
C
je

Slide 32 - Quizvraag

Slide 33 - Tekstslide

allemaal
1
welkom
andere
beginnen
buurman
voornaam
nummer
antwoord
iedereen
2
3
4
5
6
7
8
9
cursus
10

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide

1e werkwoord / first verb
luisteren
infinitief en plural
ik luister
hij luistert

ik-vorm
ik-vorm + t
we / jullie / ze luisteren
je luistert
hij / ze / het luistert
u luistert
ik luister
luister je?

Slide 36 - Tekstslide

simpel, kort, lang
simpel - type 'S'

drop -en

luisteren - ik luister
kort - type 'K'

drop -en
drop 1 consonant

lang - type 'L'

drop -en
add 1 vowel

kennen - ik ken
maken - ik maak

Slide 37 - Tekstslide

simpel - type kort - type lang
Ik
wij
leer
le - ren
Ik
wij
peuter
peu - te - ren
Ik
wij
plak
plak - ken
drop -en
drop a consonant
add a vowel
drop -en
drop -en
peuteren
plakken
leren

Slide 38 - Tekstslide

kort of lang
spreken
passen
maken
bakken
halen
pakken

praten
eten
weten
kennen
leren
zitten

spelen
spellen
horen
rollen
kopen
bellen
huren
koken
wonen
leven
lezen

Slide 39 - Tekstslide

kort of lang
spre-ken
pas-sen
ma-ken
bak-ken
ha-len
pak-ken
pra-ten
e-ten
we-ten
ken-nen
le-ren
zit-ten
spe-len
spel-len
ho-ren
rol-len
ko-pen
bel-len
hu-ren
ko-ken
wo-nen
le-ven
le-zen

Slide 40 - Tekstslide

kort of lang
spreken - L
passen - K
maken - L
bakken - K
halen - L
pakken  - K
praten - L
eten - L
weten - L
kennen - K
leren - L
zitten - K

spelen - L
spellen
horen - L
rollen - K
kopen - L
bellen - K
huren - L
koken - L
wonen - L
leven - L
lezen - L

Slide 41 - Tekstslide

Voorbeeld
spreken - de taal - ik
Ik spreek de taal (nog niet zo goed).

Slide 42 - Tekstslide

Ik ben ...
Mijn naam is ...
Ik heet ...
Ik kom uit ...
Ik woon in ...
Ik spreek ...
Ik ben ... jaar.
Mijn leeftijd is ...
Mijn verjaardag is op ...
Ik werk bij ...
Mijn beroep is ...
Ik heb ... gestudeerd.
Wie ben jij?

Slide 43 - Tekstslide

Slide 44 - Tekstslide

Voorbeeld
Hij heet Pablo. Pablo komt uit Spanje.
Hij is 27 jaar en woont in Amsterdam. Zijn adres is Veldstraat 6, postcode 1065 ED. Hij werkt bij TNO in Petten.
opdracht 11

Slide 45 - Tekstslide

goede morgen
allemaal
wonen
achternaam
beginnen
het nummer
voornaam
docent
het land
de straat
buurman
buurvrouw

Slide 46 - Tekstslide

Welke voornamen hoor je?
Op welk adres woont de vrouw?
Op welk adres woont de man?
Hoe heet de docent?
Waar komen de cursisten vandaan?
Hebben de cursisten dezelfde naam?

Slide 47 - Tekstslide

Slide 48 - Tekstslide

zinsaccent

Slide 49 - Tekstslide

huiswerk
 verdieping
3. het alfabet
blz. 30 - own vocabulary / nieuwe woorden gebruiken

Slide 50 - Tekstslide

Julian ______ in Nederland?
A
woon
B
woont
C
wonen

Slide 51 - Quizvraag

Haoshi en Ji ___ uit China.
A
kom
B
komt
C
komen

Slide 52 - Quizvraag

Hans, ___ je het boek?
A
heb
B
hebt
C
heeft
D
hebben

Slide 53 - Quizvraag

Dag Paula, kom ______ ook uit Madrid?
A
wij
B
jij
C
zij

Slide 54 - Quizvraag

Mijn naam is Engelina. ___ woon in Alkmaar.
A
Ik
B
Jij
C
Hij
D
Zij

Slide 55 - Quizvraag

Jennifer en Sue, hebben ___ het boek ook?
A
hij
B
jullie
C
ik

Slide 56 - Quizvraag

Mevrouw Janssen, waar woont ___ ?
A
zij
B
hij
C
u

Slide 57 - Quizvraag

Het is warm. ___ gaan naar het strand.
A
Ik
B
We
C
Je

Slide 58 - Quizvraag

Slide 59 - Tekstslide

A - verbs / pronouns
your answer is always ja

B - nouns
yes or no
repeat or replace

1B

Slide 60 - Tekstslide