Observeren

Observeren en rapporteren
1 / 47
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Observeren en rapporteren

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Waarnemen doe je de hele dag 
(automatisch en onbewust)

Observeren doe je bewust

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waarnemingsfouten:
Onvolledig
Verschillend
Onjuist

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Video

Deze slide heeft geen instructies

waarnemingsfouten
Vooroordelen
Interesses
Emoties, behoeften
Ervaringen

 De 4 G’s spelen je parten:
gebeurtenis, gevoel, gedachte, gedrag

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Doelgericht observeren
Wanneer je doelbewust gaat waarnemen spreek je over observeren.
Dat doe je bijvoorbeeld omdat je een vraag hebt. Bijvoorbeeld: ‘Welke activiteiten kan Marcel zelfstandig uitvoeren?’
Observeren doe je om antwoorden te krijgen op je vraag.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Belang van observeren
Gedrag van gedetineerden beter in kaart brengen en de begeleiding beter afstemmen
Je kunt vooroordelen wegnemen
Objectiever naar iemand kijken
Gericht kijken naar een aspect dan ongericht naar heel veel aspecten.
Gegevens worden vastgelegd, zodat je deze later kunt gebruiken, bijvoorbeeld om een besluit te onderbouwen.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Observeren
Objectief betekent waarnemen zonder oordeel, gevoel, verklaring of betekenis.
Subjectief betekent het waarnemen van dingen en mensen vanuit je eigen persoon.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe kom je tot de gewenste objectiviteit
1. een goed toetsinstrument en beoordelingsmodel
 2. een goede training
3. meerdere beoordelaars
 4. goed afsprakensysteem
5. mogelijkheid van opnamen (nogmaals zien, horen…)

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 12 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Wat is objectief?

Slide 13 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zou een valkuil kunnen zijn in objectief observeren?

Slide 14 - Open vraag

Je eigen mening als observator
Vooroordelen
Projectie
Je ziet eigenschappen en ideeën van jezelf in de ander. Je projecteert jezelf dan in degene die je waarneemt. Je schrijft de ander jouw eigen gedachten, gevoelens, verlangens en eigenschappen toe. Wanneer je projecteert, ga je te veel van je eigen zelfbeeld uit en beschouw je de ander niet als een uniek individu. Je loopt dan het risico dat je gedrag denkt te zien dat er helemaal niet is of dat je een verkeerde betekenis geeft aan gedrag.
Emotionele betrokkenheid

Halo en horn effect
Zelf tegen gekomen?




Zelf gedaan/ gehad??

Slide 15 - Tekstslide

basis van één eigenschap ook andere eigenschappen aan een persoon toe te dichten. En omdat we graag gelijk hebben, gaan we in de relatie met deze persoon op zoek naar argumenten om ons gelijk aan te tonen. 
Valkuil

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Subjectief waarnemen
Wordt beinvloed door de volgende factoren;
  1. jouw referentiekader; normen, waarden en overtuigingen die jij hanteert en vanwaar je handelt
  2. interne factoren
  3. externe factoren
  4. voorkeuren
  5. vooroordelen

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Professioneel observeren
Vrije observatie: onderdeel van je dagelijks werk, je onthoudt alleen wat je opvalt

Gericht observatie: is doelgericht, bewust, volgens bepaalde methode kijken en waarnemen.

 

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

voorbereiding observatie
De observatie bereid je voor door antwoord te geven op de volgende vragen:
Wie ga je observeren?
Wat is de onderzoeksvraag?
Op welk gedrag ga je letten?
Hoe ga je observeren (methode)?

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Observatiemethode
Kwalitatieve observatie
Kwantitatieve observatie
Continue observatie
Intervalobservatie
Participerend observeren
Niet-participerend observeren
Contextuele observatie

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kwalitatief en kwantitatief
Kwalitatieve observatie: Je kijkt naar de inhoud van het gedrag, inclusief alle nuances ervan. Je kijkt naar het wat en hoe.

Kwantitatieve observatie: Je kijkt naar hoe vaak bepaald gedrag voorkomt

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

continue en interval
Continue observatie: Je observeert iemand of een situatie voortdurend. Je probeert hierbij zo veel mogelijk te zien en horen. Je kunt dit gebruiken als je weet dat er iets aan de hand is, maar nog niet precies weet wat.
Intervalobservatie: Je observeert iemand of een situatie meerdere keren met tussenpozen, bijvoorbeeld tijdens lunchpauzes.

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Participerend en niet-participerend
Participerend observeren
Je observeert terwijl je zelf deel uitmaakt van de situatie waarin je observeert.

Niet-participerend observeren
Je observeert van een afstand, je maakt dus geen deel uit van de situatie die je observeert.

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Contextuele observatie
Contextuele observatie: Je observeert de omgeving van de persoon die je wilt observeren, zo kun je kijken welke invloed de omgeving heeft op de geobserveerde persoon.

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Observatieplan
Wie ga je observeren?
Wat wil je precies te weten komen?
Wat is het doel dat je hebt met de observatie?
Op welk gedrag ga je letten?
Hoe ga je observeren en welke hulpmiddelen ga je gebruiken?
Wanneer, waar en hoe vaak ga je observeren?
Op welke wijze ga je de verkregen informatie interpreteren en rapporteren?

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wie ga je observeren
Hier geef je een korte beschrijving van de persoon of personen die je gaat observeren. Houd hierbij rekening met de privacy. De vraag waar je een antwoord op wilt hebben is je onderzoeksvraag

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Onderzoeksvraag
Een onderzoeksvraag is een duidelijke vraag waarbij iedereen meteen snapt wat er moet gebeuren.
Voorbeeld: Hoe vaak vraagt Sander om een paracetamol? Hoe reageert Peter als je hem vraagt te helpen met opruimen?

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Observatiedoel
Wat is het doel dat je hebt met de observatie?
SMART

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gedrag
Op welk gedrag ga je letten? Op welke activiteiten en gedragingen van de persoon ga je letten?

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hulpmiddelen, techniek en methoden
Je bepaalt en omschrijft op welke gedragingen je gaat letten bij je observatie. Je maakt een keuze. Op basis van deze gemaakte keuzes bepaal je de beste manier (methode) van observeren. Bij je observatie gebruik je ook hulpmiddelen. Ook hiervan geef je aan welke dat zijn.

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hulpmiddelen
Beschrijvende observatie:Je schrijft alles op wat je ziet gebeuren en wat te maken heeft met je observatiedoel. Deze registratiemethode gebruik je vaak bij een continue observatie.
Het observatieschema:Dit schema bevat een aantal gedragskenmerken die je kunt aankruisen of turven.

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hulpmiddelen
Overige hulpmiddelen:
een videocamera om het geobserveerde gedrag later terug te kijken
een memorecorder om het later terug te luisteren
een stopwatch (hoe lang je wilt observeren)
pen en papier.

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer, waar en hoe vaak
Wanneer ga je observeren?
Waar ga je observeren?
Hoe vaak ga je observeren?

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Rapporteren
Op welke wijze ga je de verkregen informatie interpreteren en rapporteren?
Je gaat de uitkomsten van je observatie verwerken om deze op te nemen in een begeleidingsplan of om deze over te brengen aan je collega’s.

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Rapporteren
Functie:
Informeren
Evalueren
Verantwoorden
Continuïteit bieden
Signaleren

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Rapporteren
Informeel:
Ervaringen delen
Jouw interpretatie van…
Opvallende zaken delen
Niet methodisch
Vaak mondeling

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Rapporteren
Formeel:
Vastgelegd in protocol
Doelgericht
Objectief
Respectvol

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vraaggericht rapporteren
Is meer doelgericht
Is afgestemd op de lezer
Levert bruikbare informatie op

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Compact en betrouwbaar
Methodisch en doelgericht
Gestructureerd
Onderscheid tussen hoofd- en bijzaken
Objectieve beschrijving (geef duidelijk aan wanneer het om jouw mening gaat)
Houdt rekening met privacy

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

aandachtspunten schriftelijk rapporteren
Denk na over wat je opschrijft
Ga na hoe jouw schrijven bij een ander overkomt (begrijpelijk? Interpretatie?)
Schrijf respectvol (zodat persoon of familie het ook kan lezen)
Maak onderscheid tussen feiten en meningen (objectief)

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

aandachtspunten schriftelijk rapporteren
Woorden als 'steeds', 'erg', 'nogal wat', 'tamelijk', 'voortdurend', 'behoorlijk' moeten zo veel mogelijk worden vermeden.
Logische opbouw -> overzichtelijk en volledig
Taalkundig correct en in tegenwoordige tijd
Geen ik gebruiken – schrijf in derde persoon

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

aandachtspunten mondeling rapporteren
Beschik je over voldoende kennis en goede communicatieve vaardigheden?
Bereid je voor
Let op een logische opbouw (evt met steekwoorden)
Stem je woordkeus af op de ander
Check of de ander je begrijpt (verbaaal en non-verbaal)
Maak onderscheid tussen feiten en je eigen mening
Geef ruimte voor reactie en vragen
Houdt het kort en vermijd overbodige informatie.

Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aandachtspunten mondeling rapporteren
Beschik je over voldoende kennis en goede communicatieve vaardigheden?
Bereid je voor
Let op een logische opbouw (evt met steekwoorden)
Stem je woordkeus af op de ander
Check of de ander je begrijpt (verbaal en non-verbaal)
Maak onderscheid tussen feiten en je eigen mening
Geef ruimte voor reactie en vragen
Houdt het kort en vermijd overbodige informatie.

Slide 43 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Rapportagevormen
Overdracht of voorgestructureerd formulier
Rapport of voortgangsverslag
Observatieverslag
Dossier
Dagboek
Geluidsfragment
Video

Slide 44 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Privacy bij observeren
De groep en de geobserveerde
Rondslingerende papieren/rapportage
Notatie naam
Digitaal opslaan
Inzagerecht

Vaak mondeling

Slide 45 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Dilemma's in de praktijk
Met wie deel je informatie?

Mondelinge overdracht met gedetineerden erbij, of niet?

Wat laat je de gedetineerde lezen?

Slide 46 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 47 - Video

Deze slide heeft geen instructies