Kader 1 9/01/2021

TODAY 

  •  COMPARATIVE ADJECTIVES



1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsPraktijkonderwijsLeerjaar 1

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

TODAY 

  •  COMPARATIVE ADJECTIVES



Slide 1 - Tekstslide

Lesson Objective
By the end of the lesson you can:
1.  Write 1 sentence in English using a 'comparative '

2. Explain in your own words what is a 'comparative adjective' and 'superlative adjective' is.
                                                          
                                                              

Slide 2 - Tekstslide

Zelfstandig naamwoord = noun (Engels)
Zelfstandig naamwoord mensen (man, Ineke), dieren (paard) en dingen (huis, hout)
tafel - table
stool - chair
docent - teacher

More Examples...

Slide 3 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoord = Adjective
Bijvoeglijke naamwoorden geven een eigenschap of toestand aan van een zelfstandig naamwoord.
Examples:
A smelly cat.
A big house.
A small car.
More Examples???

Slide 4 - Tekstslide

Comparative Adjective

Compare 1 noun to another noun.

Rule:
1. add 'ER' to the adjective
2. add 'THAN' after the adjective.

Vergelikende Bijvoeglijk Naamwoord

Worden gebruikt om verschillen te vergelijken tussen twee voorwerpen die zij veranderen.


Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

My house is
than yours.
My dog is
than yours.
This jacket looks
than the one over there.
It is 
in the Netherlands than it is in Brazil.
bigger
smaller
colder
cooler

Slide 7 - Sleepvraag

Game!!
In class
1. Sit in pairs (in class)
2. Look at the picture and 
3. Write a comparative sentence
3. Use the comparative wordlist.

Game
Online
  1. Look at the picture
  2. Write a comparative sentence
  3. Use the comparative wordlist.
  4. Write your sentence in the box.

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Elephant...

Slide 10 - Open vraag

Slide 11 - Tekstslide

a pizza...

Slide 12 - Open vraag

Slide 13 - Tekstslide

a jacket...

Slide 14 - Open vraag

Slide 15 - Tekstslide

a city

Slide 16 - Open vraag

Slide 17 - Tekstslide

a bird

Slide 18 - Open vraag

Comparative Adjective

Compare 1 noun to another noun.

Rule:
1. add 'ER' to the adjective
2. add 'THAN' after the adjective.

Vergelikende Bijvoeglijk Naamwoord

Worden gebruikt om verschillen te vergelijken tussen twee voorwerpen die zij veranderen.


Slide 19 - Tekstslide

What is a comparative sentence?

Slide 20 - Open vraag

Write 1 sentence using a comparative.
(tip - use your list)

Slide 21 - Open vraag

Reflection?
  • What did you learn?
  • Did you write a comparative sentence?
  • Do you understand what a 'comparative adjective' is?
  • Tips for next week?

                                          HAVE A GREAT HOLIDAY!!!

Slide 22 - Tekstslide