H. 3.5 Kommagetallen vermenigvuldigen

Van procent naar breuk
75% is ...
A
3/4
B
4/5
C
7/10
D
2/3
1 / 34
volgende
Slide 1: Quizvraag
RekenenMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Van procent naar breuk
75% is ...
A
3/4
B
4/5
C
7/10
D
2/3

Slide 1 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

1,45%
maak van het percentage een decimaal getal
A
14,5
B
0,0145
C
0,00145
D
1,45

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Van procent naar breuk
40% is ...
Schrijf de breuk
A
2/10
B
2/5
C
4/10
D
4/100

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Van breuk naar procent
2/4 is ...

A
40%
B
25%
C
30%
D
50%

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Van breuk naar procent

1/8 is ... %
A
12,5%
B
15%
C
10%
D
17,5%

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf het decimale getal als percentage
0,1234
A
1,234%
B
123,4%
C
12,34%
D
1234%

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

14,5%
maak van het percentage een decimaal getal
A
14,5
B
0,145
C
145
D
1,45

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Van breuk naar procent
3/5 is ...
Schrijf het procent
A
75%
B
55%
C
60%
D
50%

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Hoeveel is 18% van € 250?
Noteer het bedrag.



Slide 9 - Open vraag

33 - Domein: verhoudingen
'Rekenen met procenten’ kent geen specifieke verschillen ten opzichte van 2F. Wel zorg je ervoor dat er in het geval van  een geldbedrag altijd een mooi rond getal uitkomt.
van het getal 1240 wil je uitreken hoeveel 84 procent daar van is. dus rekenen maar !!!!!
A
1041,6
B
1042,6
C
1041,5
D
1042,5

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

3 x 1,7 ligt het dichtst bij:
A
3
B
4
C
5
D
6

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

4 x 2,6 ligt het dichtst bij:
A
8
B
9
C
10
D
11

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

5,3 x 8 ligt het dichtst bij:

A
40
B
41
C
42
D
43

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

7,25 x 7 ligt het dichtst bij:
A
49
B
50

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat hoort niet bij rekenen?
A
geld betalen
B
wandelen
C
koken voor 4 vrienden
D
pizza eerlijk verdelen

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn de belangrijkste rekentekens?
A
+ - x :
B
+ / > <
C
+ - = x
D
+ : - ;

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

110 x 35
A
350
B
385
C
3350
D
3850

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

reken uit
1 kilo appels kost € 1,70. Hoeveel kost 2,5 kilo?
A
€ 4,25
B
€ 4,10

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Hoeveel decimalen getallen heeft 38,97?
A
4
B
2
C
1
D
3

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Afronden op een honderdtal
121
A
100
B
200

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Afronden op een honderdtal
651
A
600
B
700

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe noemen we het bovenste getal van de breuk?
A
Noemer
B
Teller

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke breuk zie je hier?
A
1/3
B
7/3
C
3/7
D
3/4

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

3/6 + 2/6 = ?
A
5/12
B
1/3
C
5/6
D
1/2

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

5/6 - 3/6 = ?
A
8/6
B
2/6
C
12
D
4/6

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Sem en Jess kopen een cadeautje voor vaderdag voor €18. Sem betaalt 2/3 deel. Hoeveel moet Jess betalen?
A
€6,-
B
€12,-
C
€8,-
D
€10-

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Yara zet de radio aan. Ze hoort dat het 10 voor half 9 is. Op haar horloge is het 8.32. Hoeveel minuten loopt de horloge voor?
A
10
B
12
C
8
D
2

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Reken uit met een verhoudingstabel:

1 kilo appels kost € 1,70. Hoeveel kost 2,5 kilo?
A
€ 4,25
B
€ 4,10

Slide 28 - Quizvraag

Je kan het getal direct vermenigvuldigen met 2,5. Je kan het ook eerst vermenigvuldigen met 2, dan apart vermenigvuldigen met 0,5 (delen door 2), en deze antwoorden bij elkaar optellen.
Is deze grafiek lineair of niet?
A
Ja
B
Nee

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk soort grafiek hoort er bij een lineaire formule?
A
Vloeiende kromme
B
Rechte lijn
C
Periodieke grafiek
D
Gebogen grafiek

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het
begingetal?
A
60
B
40
C
20
D
Dat kan je niet weten!

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het begingetal bij deze grafiek?
A
500
B
0
C
100
D
5

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de richtingcoëfficiënt bij deze grafiek?
A
400
B
100
C
-100
D
-500

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke formule past bij deze grafiek?
A
b = 25t - 75
B
b = 75 - 25t
C
b = 25 + 75t
D
b = 75 + 25t

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies