schooltaalwoorden leeg

Nederlands - schooltaalwoorden


1 tot en met 19
oefenen
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Nederlands - schooltaalwoorden


1 tot en met 19
oefenen

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen

Schooltaalwoorden

  • Ik kan het schooltaalwoord schrijven.
  • Ik weet de betekenis van het schooltaalwoord.
  • Ik kan het schooltaalwoord in een zin zetten.
  • Ik kan zelf een zin maken met een schooltaalwoord. 


 

Slide 2 - Tekstslide

Uitleg

We oefenen met de schooltaalwoorden



 

Slide 3 - Tekstslide

Welke vijf schooltaalwoorden ken je al?

Slide 4 - Open vraag

Waarom zijn schooltaalwoorden belangrijk?
A
Schooltaalwoorden zijn moeilijk.
B
Schooltaalwoorden worden vaak gebruikt in de lessen in Entree.
C
Schooltaalwoorden zijn gemakkelijk.
D
Schooltaalwoorden zijn saai.

Slide 5 - Quizvraag

Wat betekent: ?

A
B
C

Slide 6 - Quizvraag

Wat betekent: ca. (circa) ?
A
te weinig
B
er komt niet meer daarna
C
ongeveer
D
vooral, voornamelijk, het meeste

Slide 7 - Quizvraag

Maak een zin met de afkorting: ca. (circa).

Slide 8 - Open vraag

Maak een zin met:

Slide 9 - Open vraag

Je ziet een zin met:
Welke zin is goed?
A

Slide 10 - Quizvraag

Wat is het tegenovergestelde van: ?
A

Slide 11 - Quizvraag

Wat is het synoniem (ander woord) voor: ?
A
B
C

Slide 12 - Quizvraag

Wat betekent: gebruikelijk ?
A
duidelijk maken
B
zoals iets gewoonlijk gebeurt
C
onderbouwen
D
vooral, voornamelijk, het meeste

Slide 13 - Quizvraag

Welke zin is waar?
A
B
C
D

Slide 14 - Quizvraag

Drie zinnen zijn niet goed.
Eén zin is wel goed. Welke?
A
.

Slide 15 - Quizvraag

Maak de zin af: Het is gebruikelijk om .....


Slide 16 - Open vraag

Maak een zin met deze woorden:




Slide 17 - Open vraag

Welk woord past in de zin?

A
B
C
D

Slide 18 - Quizvraag

Hoeveel nieuwe woorden heb je nu geleerd?

A
0
B
1 - 5
C
6 - 10
D
meer dan 10

Slide 19 - Quizvraag

Geef jezelf een beoordeling. Hoe ging het?

A
niet goed
B
voldoende
C
ruim voldoende
D
goed

Slide 20 - Quizvraag

Hoe vond je de les?

A
saai
B
oké
C
leuk en leerzaam
D
niet leuk, wel leerzaam

Slide 21 - Quizvraag

Einde

Bedankt dat je meedeed.


Goed gewerkt!

Slide 22 - Tekstslide