Pincode H5 +H6 basis en H7 kader

H5 wat voeren we uit!
Basis 
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

H5 wat voeren we uit!
Basis 

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Log in!
Doe serieus mee!
Let op er kunnen vragen in zitten die ook in het proefwerk naar voren komen!


Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Export en Import
EXPORT
IMPORT

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Handelsbalans/ betalingsbalans NL
  • Export <-> Import

Waarde van de export  -  de import 

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waarom importeren we?
A
Om geld te verdienen
B
omdat we bepaalde producten niet in NL hebben

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarom importeren we sinaasappels?
A
betere kwaliteit
B
niet het geschikte klimaat in NL
C
goedkoper
D
hebben de grondstof niet in de bodem

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Nederland heeft een ... op de betalingsbalans
A
Overschot
B
Tekort

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat staat er op de betalingsbalans?
A
De importquote en de exportquote.
B
De importquote en de uitvoerwaarde.
C
De invoerwaarde en de exportquote.
D
De invoerwaarde en de uitvoerwaarde.

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Stel een land heeft een binnenlandse productie van 500000 miljoen en daarvan wordt 290000 miljoen geexporteerd. Hoe groot is het deel dat niet voor de export gemaakt is?
A
120000 miljoen
B
290000 miljoen
C
300000 miljoen
D
210000 miljoen

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wisselkoers

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

wisselkoers

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Als de wisselkoers van de € stijgt,
dan ...
A
wordt de € duurder
B
wordt de € goedkoper

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

EU = Europese Unie:

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Europese Monetaire Unie
In Europa hebben we niet alleen de Europese Unie, maar ook de Europese Monetaire Unie.
Monetair betekent dat deze landen dezelfde munteenheid hebben; de Euro.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een ander woord voor de Europese Monetaire Unie (EMU) is
A
de Europese Unie
B
de Eurozone
C
Europa
D
De Euro Unie

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarom zitten landen in de Europese Monetaire Unie
A
Dit moet om in de Europese unie te komen
B
Hierdoor kan een land goedkoper en makkelijker handelen
C
Op deze manier kan een land beter met Amerika handelen
D
Op deze manier heeft een land meer controle op de munt die zij gebruiken

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Protectie maatregelen zijn:
1.  Invoerrechten aan de grens
2. Een bepaalde importstop
3. Subsidie als jij je product voor een goedkope prijs levert.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nederland importeerde in 2020 5000 ipads per jaar uit china. In 2021 waren dit er 6500. Bereken de procentuele toename.

Advies: Nieuw - oud : oud x100%
A
15%
B
30%
C
13%
D
77%

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is geen oorzaak van onderontwikkeling?
A
Weinig scholing
B
Corrupte regering
C
slechte infrastructuur
D
Teveel uitgaven.

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

1. Armoede
2. niet kunnen lezen of schrijven
3. niet naar school
4. kinderarbeid
5. ongeschoold werk

Wat is de juiste volgorde van de vicieuze cirkel?
A
1 - 2 - 3 - 4 -5 -1 - ...
B
1 - 2 - 4 - 3 - 5 - 1-...
C
1 - 4 - 2 - 3 - 5 - 1-...
D
1 - 4 - 3 - 2 - 5 - 1 - ...

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Nederland - Nat. Ink. = € 680 miljard en 16,9 miljoen inwoners. Hoeveel is het inkomen per hoofd v.d. bevolking?
A
€ 40.850
B
€ 41.850
C
€ 40.237
D
€ 41.247

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe kun je een vicieuze cirkel van armoede in een ontwikkelingsland het beste doorbreken?
A
Door noodhulp
B
Door structurele hulp

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Collectieve sector

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De collectieve sector:
Alle goederen en diensten die de collectieve sector levert zijn voor iedereen bestemd. 
De collectieve sector streeft niet naar winst.

Bijvoorbeeld: Ziekenhuizen, politie, scholen.

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Privatisering
De overheid stoot wel eens een bedrijf af. 
Dan gaat dus het bedrijf van de collectieve sector naar de private sector. Dit heet privatisering.

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gemeentelijke inkomsten en uitgaven
Parkeergeld 
Provincie 
Belasting: - afvalstofheffing 
                      -hondenbelasting
                      - onroerendezaakbelasting 



Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Subsidie en Accijns
  • Accijns
  • Subsidie

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Subsidie en accijns
  • Wil je iets stimuleren? -> subsidie
  • Wil je iets afleren? -> accijns 


Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In 2016 was de overheidsschuld €466 miljard. Hoeveel bedraagt de schuld per inwoner wanneer je uit gaat van 17 miljoen inwoners?
A
€27.411,77
B
€27.412
C
€27.411,76

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De collectieve sector bestaat uit:
A
de overheid
B
de overheid en de instellingen voor de sociale zekerheid
C
instellingen voor de sociale zekerheid
D
Geen van deze antwoorden

Slide 30 - Quizvraag

voorbeeld instelling sociale zekerheid: UWV
De nettoverkoopprijs is €96 bereken de consumentenprijs met 21% BTW
A
€116,16
B
€20,16
C
€119,95
D
€115,95

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De schuld van de overheid die is ontstaan door te veel geld te lenen noemen we een...
A
overheidsschuld
B
lening
C
staatsschuld
D
premie

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De overheid geeft veel geld uit aan collectieve goederen. Voor wie zijn collectieve goederen bestemd?
A
Alle burgers
B
de ambtenaren
C
de rijksoverheid
D
het rijk, de provincies en de gemeenten

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke 3 soorten overheid kennen we naast de rijksoverheid?
A
Gemeente
B
Provincie
C
Waterschap
D
Het Rijk

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het tegenovergestelde van de collectieve sector?
A
Gezamenlijke sector
B
Algemene sector
C
Particuliere sector
D
Winstgevende sector

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Martin (21 jaar) is werkloos. Hij woont bij zijn ouders. Hij onderneemt niks om een baan te vinden.
Welke uitkering is van toepassing?
A
Bijstand
B
WW
C
Wajong
D
Geen

Slide 36 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de juiste omschrijving van het solidariteitsbeginsel?
A
Prijsafspraken tussen bedrijven
B
Werkenden betalen voor niet werkenden
C
Twee bedrijven die gaan samenwerken
D
De rijkste mensen betalen de meeste belasting

Slide 37 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Betekent een verhoging van de AOW-leeftijd een stijging of een daling van de i/a-ratio (inactieven/actieven)?
A
een stijging
B
een daling

Slide 38 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Wie heeft er recht op een WAJONG uitkering?
A
jongeren die een bijbaan zoeken
B
jongeren die geen zin hebben om te werken
C
jongeren die geen opleiding hebben
D
jongeren met een ziekte of handicap

Slide 39 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Sociale voorzieningen
Sociale voorzieningen zijn uitkeringen die de overheid betaalt met belastinggeld.

Bekende voorbeelden zijn de kinderbijslag en de bijstand.

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies