Zonder Titel les 3 Personages Tijd en Ruimte

Welkom H2Q

  1. Reader, schrift, roman op tafel Startopdracht: 
  2. Van welk perspectief is sprake in het volgende fragment? "Roodkapje keek rond. Ze plukte bloemen en vulde haar mand ook met bosbessen. "Dat zal grootmoeder lekker vinden", dacht ze bij zichzelf.
  3. Schrijf bovenstaand stukje in het ik-perspectief.




1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 34 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Welkom H2Q

  1. Reader, schrift, roman op tafel Startopdracht: 
  2. Van welk perspectief is sprake in het volgende fragment? "Roodkapje keek rond. Ze plukte bloemen en vulde haar mand ook met bosbessen. "Dat zal grootmoeder lekker vinden", dacht ze bij zichzelf.
  3. Schrijf bovenstaand stukje in het ik-perspectief.




Slide 1 - Tekstslide

Welkom H2Q

  1. Personaal / hij-zij-perspectief
  2. Schrijf bovenstaand stukje in het ik-perspectief. 
  3. Ik keek rond. Ik plukte bloemen en vulde mijn mand ook met bosbessen. "Dat zal grootmoeder lekker vinden", dacht ik bij mezelf.




Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoel deze week
  • Aan het eind van deze les ken je de literaire begrippen Tijd en Ruimte
  • Ook weet je wat de stijlfiguren ironie, sarcasme en cynisme betekenen

=> 16 april formatieve toets
=> 14 mei: toets Zonder Titel

     

    Slide 4 - Tekstslide

    Zonder Titel: lezen t/m pag 151
    alle opdrachten maken t/m pag. 9. 
    tekstblokken theorie lezen uit de reader t/m pag. 9
    Let op: pag. 10 t/m 16 uit de reader behandelen we niet. 








    Slide 5 - Tekstslide

    Uitleg beeldspraak (figuurlijk taalgebruik)

    Je maakt aantekeningen in je schrift

    Slide 6 - Tekstslide

    "Erg hoge golven..."
    "Huizenhoge golven..."

    Slide 7 - Tekstslide

    Je leert drie soorten beeldspraak:

    Slide 8 - Tekstslide

    De kamer van jou is het object.
    De zwijnenstal is het beeld waarmee de kamer wordt vergeleken.

    Slide 9 - Tekstslide

    Vergelijking
    • Bij de vergelijking heb je vaak woorden als 'lijkt wel' of 'net als'
    • "Mijn ogen hangen als vliegen om je heen"
    • Ze rende weg, zo snel als een cheeta.

    Slide 10 - Tekstslide

    Het object (hoe jouw sprong in het zwembad eruitziet)wordt hier niet genoemd.  Het beeld is een bommetje.

    Slide 11 - Tekstslide

    Metafoor
    • Bij een metafoor heb je niet de woordjes 'als' of 'lijkt wel'. Het beeld wordt direct gepresenteerd.
    • Voorbeelden: "Ik ging naar mijn veilige haven" (bedoeld wordt: thuis). "Het leven is een weg vol kuilen en hobbels"  (bedoeld wordt: moeilijk). "Leon is een wandelende encyclopedie" (bedoeld wordt: hij weet alles).
    • Spreekwoorden zijn metaforen.

    Slide 12 - Tekstslide

    Personificatie
    • Bij een personificatie stel je iets levenloos of iets abstracts voor alsof het leeft.
    • Voorbeelden: "De tijd vliegt" (de tijd wordt hier als een persoon voorgesteld die kan vliegen). "Het schilderij leert ons iets over de gewoontes uit de zeventiende eeuw".

    Slide 13 - Tekstslide

    Wat is het doel van beeldspraak? 
    • .....
    • ....
    • Schrijf nu je eigen gedicht (pag. 16)
    • Plenda:
    • Opdrachten t/m pag 16 
    • Lezen in Zonder Titel t/m hst. 39, pag. 153

    Slide 14 - Tekstslide

    Terugblik

    Slide 15 - Tekstslide

    Uitleg literaire begrippen

    Slide 16 - Tekstslide

    In welke tijd speelt dit fragment?
    Een jongen komt bij in een snikhete, kale grasvlakte. Hij kan zich niets meer herinneren. Tot zijn opluchting vindt hij een rugzak met daarin een telefoon. Hij wil het alarmnummer intoetsen, maar ziet dat hij een voicemailbericht heeft ontvangen. Hij luistert het af en hoort zijn eigen stem zeggen: ‘Wat er ook gebeurt, bel in geen geval de politie.’

    Slide 17 - Tekstslide

    Boy 7, Mirjam Mous, 2009
    Aanwijzigingen in het verhaal:
    • ....
    • mobiele telefoon
    • voicemailberichten
    • is het jaar van publicatie (2009) een aanwijzing?

    Slide 18 - Tekstslide

    Welke tijd?
    • ‘Heeft die hond dat kleintje gebeten?’ vroeg Jorinde. Nu keek iedereen naar haar. Wantrouwend. Jorinde veegde haar opeens klamme handen af aan haar mooie jurk. Veel mooier dan die van de mensen om haar heen. Dat waren poorters, rijke inwoners van de stad. Maar Jorinde was een jonkvrouw, van dezelfde stand als de Hertog, en dat kregen ze nu door. Hun blikken werden vijandig. Jorinde knielde neer, maar ze werd aan de kant geduwd door een heer in zwart fluweel. 'Laat mij maar. Ik ben chirurgijn.’



    Slide 19 - Tekstslide

    "Ontsnapt uit het slot", Lydia Rood (2021)
    • ‘Heeft die hond dat kleintje gebeten?’ vroeg Jorinde. Nu keek iedereen naar haar. Wantrouwend. Jorinde veegde haar opeens klamme handen af aan haar mooie jurk. Veel mooier dan die van de mensen om haar heen. Dat waren poorters, rijke inwoners van de stad. Maar Jorinde was een jonkvrouw, van dezelfde stand als de Hertog, en dat kregen ze nu door. Hun blikken werden vijandig. Jorinde knielde neer, maar ze werd aan de kant geduwd door een heer in zwart fluweel. 'Laat mij maar. Ik ben chirurgijn.’




    Slide 20 - Tekstslide

    Tijd

    • Dus waaraan zie je in welke tijd een verhaal zich afspeelt? 
    • Aan de voorwerpen, omgangsvormen, wel of geen internet, voertuigen, taalgebruik, etc.  
    • de tijd waarin het verhaal zich afspeelt noem je de historische tijd.

    Slide 21 - Tekstslide

    Nog meer begrippen rond 'tijd': 
    Vertelde tijd = tijdsduur van het verhaal. Een verhaal kan een paar dagen, een paar maanden of een aantal jaar duren.
    Hoe zit dit met Zonder Titel?


    Verteltijd = leestijd hoe lang je erover doet om het verhaal te lezen: in pagina's / regels / woorden.

    Slide 22 - Tekstslide

    Een verhaal is vaak niet-chronologisch
    chronologisch: alle gebeurtenissen volgens de tijd
    • opbouw van een verhaal: hoeveel hoofdstukken, zijn er hoofdstuktitels en wat betekenen ze
    • flashback: je gaat terug in de tijd. Doel: meer uitleg over het verleden om het heden te begrijpen
    • flashforward: je stapt even uit het grote verhaal en leest iets over later (de toekomst). Doel: extra info 

    Slide 23 - Tekstslide

    Nog meer begrippen rond tijd 
    • tijdsprong: er wordt een stuk tijd overgeslagen. Doel: vaart in het verhaal houden.
    • Voorbeeld: "Hij ging slapen. // Drie weken later werd hij...."
    • versnelling: wat er allemaal gebeurt, is kort opgeschreven. Om de vaart erin te houden
    • Voorbeeld: "We reden begin aug. naar Frankrijk. Daar gingen we kamperen en wandelen. In sept. waren we weer thuis."
    • vertraging: wat er allemaal gebeurt, is heel uitgebreid beschreven. Doel: met vertraging bouw je spanning op.

    Slide 24 - Tekstslide

    Kijkopdracht - James Bond


    Welk begrip van 'tijd' zien we hier terug? 

    Slide 25 - Tekstslide

    Slide 26 - Video

    Ruimte
    De plaatsen waar het verhaal zich afspeelt, bepalen de sfeer


    • Op welke plekken speelt Zonder Titel zich af?
    • ...
    • klaslokaal, schoolplein, kamer van Joshua, sportschool, opvanghuis in Friesland, bij het huis van Shanya, ingang van de supermarkt Vomar,...

    Slide 27 - Tekstslide

    Ruimte
    Soms komt het weer / de ruimte overeen met hoe de hoofdpersoon zich voelt. Dat heet *parallellie. Bijvoorbeeld:
    • zonneschijn * blijdschap 
    • donkere, mysterieuze kelder * angst of spanning

    *Contrast: de ruime is tegengesteld aan wat er zich afspeelt. Bv:
    • begrafenis * zonnig, stralend weer
    • vrolijk strand met spelende kinderen * dreiging van een haai in zee.



    Slide 28 - Tekstslide

    Spot: ironie, sarcasme, cynisme
    • Ironie: vriendelijke / grappige spot die niet kwetsend is bedoeld. Je zegt  het tegenovergestelde van wat je bedoelt, als grapje: "Het weer is geweldig!" (terwijl het pijpenstelen regent) ''Ik ging cum laude over van 2 havo naar 3vmbo.' 
    • Sarcasme: scherpere spot, bedoeld om de ander te kwetsen. "Vooral zo doorgaan, dan komt het wel goed! "(ouder tegen kind dat weer een 3 haalt) 


    Slide 29 - Tekstslide

    Ironie, sarcasme, cynisme

    • cynisme: heel wrede spot: "Dan spring je toch lekker van de flat!" tegen depressieve vriend. Is meer een houding dan humor. Een cynicus gaat uit van het slechte in de mens.

    • Die voorkom je door een smiley (knipoog) of aanhalingstekens: "Dat was weer een nuttige vergadering. 😉" "Dat was een ‘geslaagde’ grap."

    Slide 30 - Tekstslide

    Welke vragen heb je nog?

    Samen lezen vanaf 152

    Slide 31 - Tekstslide

    Zelfstandig werken / Plenda
    9 april:
    1. Reader pag. 17 t/m 19 maken en meenemen
    2. roman Zonder Titel gelezen t/m pag. 201, ook meenemen.

    Let op: 16-4: boek uitgelezen en formatieve toets

    Slide 32 - Tekstslide

    Terugblik

    Slide 33 - Tekstslide

    Wat heb je geleerd in 
    deze les?

    Slide 34 - Tekstslide