Unit 5 (meervoud + woordvolgorde)

MEERVOUD
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 1

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

MEERVOUD

Slide 1 - Tekstslide

DOEL
  • Je begrijpt wat het meervoud is en hoe het gebruikt wordt.
  • Je kent de meervoudsregels en kunt ze toepassen.
  • Je kent de uitzonderingen.

Slide 2 - Tekstslide

Singular = enkelvoud
Plural = meervoud

Slide 3 - Tekstslide

Regel voor meervoud = woord + s
               1 dog - 3 dogs
    1 dog


   3 dogs

Slide 4 - Tekstslide

Meervoud
Regel: in het Engels zet je zelfstandige naamwoorden in het meervoud door -s er aan toe te voegen.

book > books
jacket > jackets
shoe > shoes

Slide 5 - Tekstslide

Woorden die eindigen op een medeklinker + y  
   -y verdwijnt en wordt - ies
                     
                 
  1 bunny                            4 bunnies

Slide 6 - Tekstslide

medeklinker + y --> ies

city --> cities
hobby --> hobbies
lorry --> lorries
klinker + y --> -s

day --> days
key --> keys
boy --> boys

Slide 7 - Tekstslide

      woorden die eindigen op ch, sh, s, ss, x, z
                             krijgen -es
                                    
          
  1 dress                           4 dresses

Slide 8 - Tekstslide

 woorden die eindigen op een medeklinker + o
                   krijgen -es         
                              
                 
   1 tomato                       4 tomatoes

Slide 9 - Tekstslide

UITZONDERINGEN!

child--> children 
mouse --> mice   
woman--> women
man--> men

Slide 10 - Tekstslide

taxi
A
taxis
B
taxi's

Slide 11 - Quizvraag


A
baby's
B
babys
C
babie's
D
babies

Slide 12 - Quizvraag


A
boxes
B
boxxes
C
bosses
D
boxees

Slide 13 - Quizvraag


A
monky's
B
monkies
C
monkie's
D
monkys

Slide 14 - Quizvraag

Uniform
A
uniformes
B
uniform's
C
uniforms
D
uniformies

Slide 15 - Quizvraag


A
fishes
B
fish
C
fishen
D
fishies

Slide 16 - Quizvraag


A
fishes
B
fish
C
fishen
D
fishies

Slide 17 - Quizvraag

hobby
A
hobbys
B
hobbies

Slide 18 - Quizvraag


A
cooky's
B
cookies
C
cookys
D
cookyes

Slide 19 - Quizvraag


A
Butterflies
B
butterflys
C
butterflie's
D
butterfly's

Slide 20 - Quizvraag


 policeman
A
policemans
B
policemannen
C
policemen
D
policemannies

Slide 21 - Quizvraag


A
Brushes
B
brush's
C
brushs
D
brushies

Slide 22 - Quizvraag

child
A
children
B
childs

Slide 23 - Quizvraag

strawberry
A
strawberries
B
strawberrys
C
strawberrys
D
strawberryes

Slide 24 - Quizvraag


A
elfs
B
elves
C
elfes
D
elf's

Slide 25 - Quizvraag

mouse
A
mice
B
mouses

Slide 26 - Quizvraag


A
ponys
B
ponies
C
pony's
D
ponie's

Slide 27 - Quizvraag


A
bus's
B
buss
C
buses
D
busses

Slide 28 - Quizvraag


A
leaves
B
leafes
C
leafs
D
leaf's

Slide 29 - Quizvraag


A
faces
B
face's
C
facies
D
facces

Slide 30 - Quizvraag


A
mouthees
B
mouth's
C
mouthens
D
mouths

Slide 31 - Quizvraag


A
first laddies
B
first ladys
C
first ladies
D
first lady's

Slide 32 - Quizvraag


A
modelles
B
modellen
C
models
D
modelens

Slide 33 - Quizvraag


A
bodys
B
bodies
C
boddies
D
body's

Slide 34 - Quizvraag

Ik kan de meervoudsregels toepassen.
A
nee
B
ja
C
een beetje
D
twijfel

Slide 35 - Quizvraag