4.2 Voedingsmiddelen en voedingsstoffen

4.2 Voedingsmiddelen en voedingstoffen
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

4.2 Voedingsmiddelen en voedingstoffen

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Leerdoelen
1. Je kunt de functies van voedingstoffen en voedingsvezel in voedingsmiddelen benoemen


Slide 3 - Tekstslide

Voedingsmiddelen
Alle producten die je eet en drinkt noem je voedingsmiddelen.

Twee varianten:
  • Plantaardig 
  • Dierlijk

Slide 4 - Tekstslide

Plantaardig
Veel voedingsmiddelen komen van planten. Dat zijn plantaardige voedingsmiddelen. Meestal eet je niet de hele plant, maar een deel ervan. Delen van planten zijn wortels, stengels, bladeren, vruchten en zaden

Slide 5 - Tekstslide

Dierlijk
Er zijn ook dierlijke voedingsmiddelen. Als je vlees eet, eet je een deel van een dier. Je kunt ook producten van dieren eten, zoals eieren en melk. Van melk worden zuivelproducten gemaakt, zoals boter, kaas en yoghurt. Ook dat zijn dierlijke voedingsmiddelen.

Slide 6 - Tekstslide

Plantaardig in plaats van dierlijk

Er zijn producten die dierlijk lijken maar niet van dieren afkomen. Bijvoorbeeld halvarina, of Sojamelk.

Slide 7 - Tekstslide

Voedingsstoffen 
In voedingsmiddelen zitten voedingsstoffen (hele kleine stukjes uit ons voedsel wat ons lichaam voor verschillende doeleinden gebruikt). 
In de meeste voedingsmiddelen komen alle groepen voedingsstoffen voor. Vlees bevat voornamelijk eiwitten, maar heeft ook vitaminen en mineralen en vet. 

Voedingsmiddelen
Voedingsstoffen

Slide 8 - Tekstslide

Zes groepen voedingsstoffen

Er zijn zes groepen voedingsstoffen:
• eiwitten
• koolhydraten
• vetten
• water
• mineralen
• vitaminen


Slide 9 - Tekstslide

Eiwitten
Eiwitten zijn ten eerste bouwstoffen. Nodig voor het vormen van cellen (bijv. spiercellen). Wat er over is wordt gebruikt als brandstof. Is er nog meer over dan kan het omgezet in vet en opgeslagen als reservestof. 
Ze zitten veel in vlees, vleesvervangers en eieren.

Slide 10 - Tekstslide

Koolhydraten
Koolhydraten gebruikt je lichaam vooral als  brandstof, maar worden soms gebruikt als bouwstof of reservestof.

Slide 11 - Tekstslide

Vetten
Vetten zijn een hele goede brandstof, maar worden ook gebruikt als bouwstof en worden snel opgeslagen als reservestoffen.

Slide 12 - Tekstslide

Water
Je lichaam bestaat voor ongeveer 60% uit water. Water is de belangrijkste bouwstof voor het lichaam en water speelt een belangrijke rol bij het vervoeren van andere stoffen in het lichaam.

Slide 13 - Tekstslide

Mineralen
Mineralen in ons lichaam zijn vooral bouwstoffen en beschermende stoffen. Het zijn zouten, bijvoorbeeld kalk (voor je botten), natrium, ijzer en magnesium.  

Slide 14 - Tekstslide

Vitaminen
Vitaminen zijn de belangrijkste beschermende stoffen. 
Er zijn er erg veel en zorgen dus dat je gezond blijft.
A, B, C, D en K. 

Slide 15 - Tekstslide

Je hebt alle groepen voedingsstoffen nodig om gezond te blijven. Vooral een tekort aan mineralen en vitaminen kan ziekte veroorzaken. Mineralen en vitaminen zijn beschermende stoffen.
Bijv. Scheurbuik

Slide 16 - Tekstslide

Voedingsvezel
Voedingsvezel (of vezels) is een verzamelnaam voor stoffen uit planten die je lichaam niet kan verteren. Vezels zitten vooral in groente, fruit, aardappelen, volkorenbrood, peulvruchten, noten en ontbijtgranen . Ze zorgen voor een verzadigd gevoel (verzadigd = het gevoel dat je genoeg hebt gegeten). Voedingsvezel is nodig voor een goede darmwerking. Als je niet genoeg vezels eet kun je last krijgen van verstopte darmen. 

Slide 17 - Tekstslide

Voedingsstoffen
Voedingsstoffen zijn stoffen die je lichaam nodig heeft voor energie, groei en herstel. 

Voedingsstoffen kunnen vier functies hebben:
  • Brandstof 
  • Bouwstof 
  • Reservestof 
  • Beschermende stof


Slide 18 - Tekstslide

Brandstoffen gebruik je om energie van te krijgen. Jouw lichaam verbrandt deze stoffen zodat je kunt bewegen, warm blijfen of leren. Hoe meer je beweegt, hoe meer energie je nodig hebt. 
Koolhydraten en vetten zijn de belangrijkste brandstoffen. Cellen kunnen ook eiwitten verbranden. 
Bouwstoffen zijn de stoffen die je lichaam nodig heeft om nieuwe cellen te maken. Ze zorgen voor groei, sporters en bodybuilders gebruiken dit veel om meer spieren te krijgen     . Of pubers in de groei!       Maar ook voor het genezen van wonden. 
 Alle voedingstoffen zijn bouwstoffen. 


Slide 19 - Tekstslide

Reservestoffen 
worden opgeslagen in jouw lichaam totdat deze het nodig heeft. 
Koolhydraten en vetten zijn reservestoffen. Eiwitten zijn geen reservestoffen. 
Beschermende stoffen 
zorgen ervoor dat je lichaam gezond blijft. Mineralen en vitaminen. Bv. fluoride in tandpasta, of jood in zout. 

Slide 20 - Tekstslide

 Zetmeel aantonen
2.3 Zetmeel aantonen

Slide 21 - Tekstslide

Wat is Zetmeel?

Zetmeel is een vorm van koolhydraten
(dus een brandstof)

Slide 22 - Tekstslide

Waar vinden we zetmeel?

Planten slaan zetmeel op in wortels, vruchten, zaden, enz. 

Slide 23 - Tekstslide

Stoffen aantonen
Als je wilt weten of ergens zetmeel in zit, kun je een proefje doen met een indicator. Zetmeel kun je aantonen met joodoplossing (jodium). Zo'n aantoonstof noem je een indicator. Joodoplossing is dus een indicator voor zetmeel.
De joodoplossing kleurt blauwzwart als er zetmeel aanwezig is.

Slide 24 - Tekstslide

Aan het werk! Biologie

Wat? 4.2 Voedingsmiddelen en voedingstoffen - opdrachten 6 t/m 14


Hoe? Als het bord op rood staat werk je alleen en in stilte.
Als het bord op groen staat mag je fluisterend overleggen met je buurman. 
Heb je vragen? Steek je hand op en ik kom bij je. 
Klaar? Begin aan je Samenvatting!

timer
1:00

Slide 25 - Tekstslide

Quizje?

Slide 26 - Tekstslide

Sleep het voedingsmiddel naar de juiste voedingsstof
eiwit
koolhydraat
Vet
water

Slide 27 - Sleepvraag

Zet de juiste omschrijving bij het juiste begrip.
Voedingsmiddel
Voedingsstof
Voedingsvezel
Alle onverteerbare stoffen in plantaardig voedsel.
Bruikbare bestandsdelen uit voedingsmiddelen.
Alle producten die je eet of drinkt.

Slide 28 - Sleepvraag

Je van je fiets ben gevallen en een schaafwond hebt. 
Brandstof die je niet gebruikt wordt opgeslagen voor later. 
op school verbruiken je hersenen  veel energie.
houdt je lichaam gezond. 
brandstof
bouwstof
reservestof
beschermende stof

Slide 29 - Sleepvraag

Wat is een voedingsmiddel?
A
eiwit
B
vet
C
koekje
D
koolhydraten

Slide 30 - Quizvraag

Wat zijn voedingsstoffen?
A
Wat je gewend bent te eten, hoe je eet en wanneer je dat doet
B
Alles wat je eet of drinkt
C
Bruikbare bestandsdelen van voedingsmiddelen
D
Alle onverteerbare stoffen in plantaardig voedsel, die de spieren in je darmen activeren

Slide 31 - Quizvraag

groepen voedingsstoffen
voedingsstoffen
brandstof
bouwstof
beschermende stof
koolhydraten, vetten

koolhydraten, eiwitten, vetten
mineralen, water


vitaminen
mineralen

Slide 32 - Sleepvraag

Wat is een voedingsmiddel?
A
Alle onverteerbare stoffen in plantaardig voedsel
B
Alles wat je eet of drinkt
C
Alle bruikbare bestandsdelen uit voedingsstoffen

Slide 33 - Quizvraag

25. Vul de tabel over twee voedingsstoffen in door aan te geven wat voor soorten voedingsstoffen ze zijn
Voedingsstoffen
Brandstof
Bouwstof
Reserve
stof
Beschermende stof
Koolhydraten
Mineralen
Ja
Nee
Nee
Ja
Ja
Nee
Ja
Nee

Slide 34 - Sleepvraag

Ja
Nee
Zijn deze roerbakblokjes een dierlijk voedingsmiddel?
Is het gezond om veel verzadigd vet te eten?
Is keukenzout een voorbeeld van een mineraal?

Slide 35 - Sleepvraag