4V Beco FinZelf 8.3 en 8.4

Opgave 8.2.2
Wat is geen mogelijk antwoord?
A
Bescherming erfenis
B
Bescherming vermogen echtgenoot tegen schuldeisers
C
Eigen onderneming een van beide echtgenoten
D
Bescherming tegen echtgenoot
1 / 23
volgende
Slide 1: Quizvraag
BedrijfseconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Opgave 8.2.2
Wat is geen mogelijk antwoord?
A
Bescherming erfenis
B
Bescherming vermogen echtgenoot tegen schuldeisers
C
Eigen onderneming een van beide echtgenoten
D
Bescherming tegen echtgenoot

Slide 1 - Quizvraag

Erven
Zonder testament zijn bloedverwanten de enige erfgenamen

De echtgenoot / geregistreerd partner is volgens de wet ook bloedverwant

Zie blz 89 voor graden van bloedverwantschap

Slide 2 - Tekstslide

Erven
Samenwonenden erven niet automatisch van elkaar

Zonder testament en kinderen gaat de erfenis naar de bloedverwanten van de overleden partner

In een samenlevingscontract kan wel worden geregeld dat gemeenschappelijke bezittingen naar de andere partner gaan

Slide 3 - Tekstslide

Erven
Verdeling erfenis volgens erfrecht, zie tabel blz. 90
Bij geen erfgenamen in groep A, erven erfgenamen in groep B, enz.

Erfgenamen in dezelfde groep hebben in principe recht op een even groot deel van de erfenis

Slide 4 - Tekstslide

Erven
Vb.: gezin met 2 ouders, waarvan een van de ouders overlijdt, getrouwd in gemeenschap van goederen

Erfenis bedraagt de helft van het vermogen. Hiervan krijgen de overgebleven partner en beide kinderen dus ieder 1/3

De kinderen erven op dat moment dus 1/6 van het vermogen

Slide 5 - Tekstslide

Erven
De kinderen hebben recht op de erfenis, maar krijgen dit nog niet. De langstlevende ouder mag het erfdeel van de kinderen blijven gebruiken, vruchtgebruik. De kinderen krijgen wel een vordering op de langstlevende ouder. 

Dit is o.a. om te voorkomen dat de langstlevende ouder direct de woning zou moeten verkopen

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Hoe sterker de bloedverwantschap, hoe ...(1) de belastingvrijstelling en hoe ...(2) het percentage erfbelasting
A
1> lager 2> lager
B
1> lager 2> hoger
C
1> hoger 2> lager
D
1> hoger 2> hoger

Slide 12 - Quizvraag

Erven
Een erfenis bestaat uit bezittingen en schulden. Bij veel schuld zou een erfenis dus negatief uit kunnen pakken.
Daarom kun je een erfenis ook:
- verwerpen
- beneficiair aanvaarden

Slide 13 - Tekstslide

Erven
Testament:
In een testament kun je zelf aangeven wie de erfgenamen zijn en voor welk gedeelte
Hierbij kun je dus ook onterven, behalve:
- de echtgenoot voor het vruchtgebruik van de woning
- de kinderen voor hun legitieme portie
( dit is de helft van waar ze zonder testament recht op hadden )

Slide 14 - Tekstslide

Hw.
Opgaven 8.9 en 8.10 

Slide 15 - Tekstslide

Schenken
Iets geven aan iemand zonder tegenprestatie
Bij leven

Schenken op papier: ouder heeft schuld aan kind en moet daar 6% rente over betalen. Maar bedrag komt pas bij kind terecht na overlijden ouder

Slide 16 - Tekstslide

Hoe sterker de bloedverwantschap, hoe ...(1) de belastingvrijstelling en hoe ...(2) het percentage schenkbelasting
A
1> lager 2> lager
B
1> lager 2> hoger
C
1> hoger 2> lager
D
1> hoger 2> hoger

Slide 17 - Quizvraag

Schenken
Mogelijke financiele gevolgen schenking:

- mogelijk minder vermogensbelasting voor schenker
- mogelijk meer vermogensbelasting voor ontvanger
- mogelijk lagere erfbelasting in toekomst ( tabel blz 91 )

Slide 18 - Tekstslide

Mensen met veel spaargeld op hun moeten hier vermogensbelasting over betalen. Vind je dit terecht?
A
Ja
B
Nee

Slide 19 - Quizvraag

Belasting over vermogen: Vermogensrendementsheffing

1> Belasting berekend over: Vermogen - Vrijstelling

Vrijstelling = € 30.360,- per persoon

Slide 20 - Tekstslide

2> Voor het bedrag boven de vrijstelling berekent de belastingdienst een fictief rendement
Zie tabel blz 35
Hoe hoger het vermogen, hoe hoger het rendement

3> Te betalen belasting = 30% x het fictieve rendement

Slide 21 - Tekstslide

Voorbeeld
Alleenstaande: Vermogen = € 100.000,-
1> Belasting berekend over 100.000 - 30.360 = 69.640
2> Fictief rendement = 
0,67 x 69.640 x 0,0013 + 0,33 x 69.640 x 0,056 = 
= 60,66 + 1.286,95 = 1.347,61
3> Belasting = 0,30 x 1.347,61 = € 404,28

Slide 22 - Tekstslide

Hw.
Opgave 8.15

Slide 23 - Tekstslide