2HV FA H.2 C

Bonjour 2HV !
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Bonjour 2HV !

Slide 1 - Tekstslide

Planning du jour
Huiswerk check
Vocabulaire check
Nieuw leerdoel : 
Ik kan zinnen op drie manieren vragend maken, met en zonder vraagwoord.
Taak C

Slide 2 - Tekstslide

Planning week 2





Wegens thuisonderwijs : 
opdrachten  via It's Learning inleveren !!!

Slide 3 - Tekstslide

bouger

Slide 4 - Open vraag

être de bonne humeur

Slide 5 - Open vraag

malade

Slide 6 - Open vraag

l'infirmière

Slide 7 - Open vraag

le petit déjeuner

Slide 8 - Open vraag

de maaltijd

Slide 9 - Open vraag

bovendien

Slide 10 - Open vraag

bewegen

Slide 11 - Open vraag

verslaafd

Slide 12 - Open vraag

soms

Slide 13 - Open vraag

Les buts

  • Ik kan op 3 verschillende manieren vragen stellen in het Frans 
  •  Ik kan vragen stellen in het Frans m.b.v. vraagwoorden

Slide 14 - Tekstslide

VRAAGZINNEN VRAAGWOORDEN


Tu as un chien

Slide 15 - Tekstslide

Poser des questions
Tu as un chien?
As-tu un chien?
Est-ce que tu as un chien?

       Wat valt je op? / Wat zou de regel zijn?               

Slide 16 - Tekstslide

Wat valt je op? / Wat zou de regel zijn?

Slide 17 - Open vraag

Regel
Als je een vraag wilt formuleren:
  1.  Mag je van de    .    een    ?    maken.
  2.  Kun je de zin met est-ce que beginnen.   
  3. Mag je onderwerp en persoonsvorm omkeren                   (alleen bij je/tu/il/elle/on/nous/vous/ils/elles)           

Slide 18 - Tekstslide

Let op
Est-ce que tu as un frère? 
Est-ce qu'il a un frère?    

As-tu un frère?   
A-t-il un frère?       

Slide 19 - Tekstslide

Maak onderstaande zin op 3 manieren vragend.

Vous avez un message.

Slide 20 - Open vraag

Quand
Qui
Comment
Pourquoi
Qu'est-ce que / que
Wie
Wat
Waar
Wanneer
Hoe
Waarom

Slide 21 - Sleepvraag

Voorbeelden van vraagwoorden

Wie = Qui
Hoe = Comment
Waarom = Pourquoi
Wanneer = Quand
Wat = Qu'est-ce que / Que
Waar = Où

Slide 22 - Tekstslide

Vraagzin met vraagwoord

  1.     Tu vas en Italie quand?
  2.     Quand tu vas en Italie?
  3.     Quand est-ce que tu vas en Italie?
  4.     Quand vas-tu en Italie?

Slide 23 - Tekstslide

Regel
  1.     Vraagwoord achteraan.
  2.     Vraagwoord vooraan.
  3.     Vraagwoord vooraan gevolgd door est-ce que.
  4.     Vraagwoord vooraan gevolgd door inversie.

Slide 24 - Tekstslide

Leerdoel : Ik kan zinnen op drie manieren vragend maken, met of zonder vraagwoord.
A
B
C
D

Slide 25 - Quizvraag

Les devoirs
Maak de opdrachten 13 en 14, Taak C. Voor Vwo maak je dezelfde opdrachten.

Neem je aantekeningen goed door, volgende les oefentoets Grammaire C.

Slide 26 - Tekstslide

DES QUESTIONS?

Slide 27 - Tekstslide

A vendredi !!

Slide 28 - Tekstslide