Quiz Elektriciteit 2024
1 / 17
Lesduur is: 30 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Jan sluit een gloeilamlampje met schakelaar aan op een spanningsbron. Hij doet het lampje 5,0 seconden aan en daarna weer uit. Er heeft zich dan 1,5 Coulomb aan lading verplaatst door de dwarsdoorsnede van de gloeidraad.
Wat was de stroomsterkte door het lampje?
Wat was de stroomsterkte door het lampje?
A
7,5 Ampère
B
3,3 Ampère
C
0,30 Ampère
D
1,5 Ampère
Slide 2 - Quizvraag
Het lampje brandde 5,0 seconden. Er heeft zich 1,5 Coulomb aan lading verplaatst door de dwarsdoorsnede van de gloeidraad.
Hierbij is 12 Joule aan elektrische energie afgegeven.
Hoe groot was de spanning over het lampje?
Hierbij is 12 Joule aan elektrische energie afgegeven.
Hoe groot was de spanning over het lampje?
A
8,0 Joule
B
8,0 Volt
C
18 Volt
D
12 Volt
Slide 3 - Quizvraag
Plaats onderstaande regels naast de juiste schakeling.
Utot = U1 + U2 + U3
Utot = U1 = U2 =U3
Itot = I1 + I2 + I3
Itot = I1 = I2 = I3
Rtot = R1 + R2 + R3
1/Rtot = 1/R1 + 1/R2 + 1/R3
Slide 4 - Sleepvraag
Bert en Ernie bekijken een kabel die bestaat uit koperdraden.
Ernie zegt: "de weerstand van de kabel is kleiner dan de weerstand van elke afzonderlijke draad."
Bert zegt: "dat klopt alleen als de draden allemaal hetzelfde zijn."
Wie heeft gelijk?
Ernie zegt: "de weerstand van de kabel is kleiner dan de weerstand van elke afzonderlijke draad."
Bert zegt: "dat klopt alleen als de draden allemaal hetzelfde zijn."
Wie heeft gelijk?
A
Ernie
B
Bert
C
Allebei
D
Geen van beiden
Slide 5 - Quizvraag
Hiernaast zie je drie elektriciteitsdraden.
A is gemaakt van wolfraam, B en C zijn gemaakt van koper.
B is twee keer zo lang als A en C.
A en B zijn even dik.
Zet de draden hieronde in volgorde van oplopende weerstand (kleinste weerstand links).
A
B
C
Slide 6 - Sleepvraag
Vul in:
De stroomsterkte door weerstand 1 is ..... de stroomsterkte door weerstand 3
De stroomsterkte door weerstand 1 is ..... de stroomsterkte door weerstand 3
A
groter dan
B
kleiner dan
C
gelijk aan
Slide 7 - Quizvraag
De spanning over weerstand 1 is gelijk aan de spanning over weerstand 3
A
waar
B
niet waar
Slide 8 - Quizvraag
Wat geeft de voltmeter aan?
A
9 V
B
3 V
C
6 V
D
4,5 V
Slide 9 - Quizvraag
In de schakeling hiernaast branden twee lampjes. Eén van de twee gaat kapot. Het andere lampje...
A
gaat feller branden
B
gaat minder fel branden
C
blijft even fel branden
D
gaat uit
Slide 10 - Quizvraag
Wat is de totale weerstand in de schakeling hiernaast?
A
30 Ohm
B
120 Ohm
C
60 Ohm
D
27 Ohm
Slide 11 - Quizvraag
Zet de schakelingen in volgorde van oplopende totale weerstand
(kleinste R_tot links)
A
B
C
D
Slide 12 - Sleepvraag
Wat is de spanning over weerstand R2?
A
12 Volt
B
6 Volt
C
4 Volt
D
8 Volt
Slide 13 - Quizvraag
Bereken de vervangings-
weerstand van deze schakeling
weerstand van deze schakeling
A
5,33 Ohm
B
8 Ohm
C
1,9 Ohm
D
21 Ohm
Slide 14 - Quizvraag
Bereken de stroomsterkte door R2
A
1,5 A
B
0,5 A
C
2 A
D
4 A
Slide 15 - Quizvraag
Bereken bronspanning Ub
A
16 V
B
9,6 V
C
19,5 V
D
7,8 V
