Les 4 - Voedingsleer

Voedingsleer - les 4
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
VoedingMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Voedingsleer - les 4

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Weekplanning
Week 1: Gezonde voeding
Week 2: Spijsverteringskanaal
Week 3: Bouw en de vertering van voedingsstoffen + allergenen, intoleraties en PDS
Week 4: Herhaling + toets deel 1 (donderdag vervalt de les)
Week 5: Koolhydraten (maandag vervalt de les)  (ALMELO: eiwitten)
Week 6: Koolhydraten  eiwitten en vocht (ALMELO Vocht en vet en vitamines)
Week 7: Vetten, vitaminen en mineralen  (ALMELO Vitamine en mineralen) (dinsdag ALMELO vervalt)
Week 8: Toets deel 2

2 toetsen + opdracht 'Hoe gezond eet ik?' = eindcijfer 

Slide 2 - Tekstslide

Vermelden welke lessen uitvallen
Lesplanning


  • Introductie spijsverteringskanaal
  • Opdracht functies spijsverteringsorganen

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
Aan het einde van deze les weet je: 
  • Hoe het spijsverteringskanaal eruit ziet; 
  • Wat de onderdelen van het spijsverteringskanaal zijn; 
  • globaal wat de functies van de verschillende spijsverteringsorganen zijn.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

0

Slide 5 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Enkele processen
die plaatsvinden
in het verteringskanaal

Slide 6 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Welke organen behoren allemaal tot het spijsverteringsstelsel?

Slide 7 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Jij wordt expert spijsverteringskanaal

We gaan 5 expertgroepen maken: 
  1. Mondholte en speekselklieren
  2. Maag
  3. Twaalfvingerige darm, alvleesklier, lever en galblaas
  4. Dunne darm
  5. Dikke darm

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdrachten spijsvertering
  • Maak opdracht  (Zie ELO)
timer
20:00

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerkopdracht
Hoe gezond eet ik?
Week 2 - analyse van je eetpatroon

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
Aan het einde van deze les weet je: 
  • Hoe het spijsverteringskanaal eruit ziet; 
  • Wat de onderdelen van het spijsverteringskanaal zijn; 
  • globaal wat de functies van de verschillende spijsverteringsorganen zijn.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Alvleesklier
  • Pancreassap producerende cellen (enzymen)
  • Eilandjes van Langerhans (hormonen)
             Productie glucagon en                 insuline

Slide 12 - Tekstslide

De alvleesklier is een langgerekte, trosvormige klier. De medische naam voor alvleesklier is pancreas. De alvleesklier speelt onder andere een belangrijke rol bij de spijsvertering. Bij volwassen mensen is de alvleesklier ongeveer 12 tot 15 centimeter lang en 1 tot 3 centimeter dik. De alvleesklier ligt achterin de bovenbuik: de kop ligt in de bocht van de twaalfvingerige darm, terwijl de staart achter de maag langs schuin omhoog naar links gaat.
De alvleesklier heeft twee verschillende functies:
De endocriene functie, die een belangrijke rol speelt bij de suikerstofwisseling en het regelen van de bloedsuikerspiegel.
De exocriene functie, die een belangrijke rol speelt bij de spijsvertering.

In de alvleesklier zitten ook kleine klieren die onder andere het hormoon insuline produceren. Deze kliertjes heten de ‘Eilandjes van Langerhans’. Naast insuline produceren ze ook glucagon. De werking van glucagon is precies tegengesteld aan de werking van insuline.
De hormonen insuline en glucagon spelen een essentiële rol bij de suikerstofwisseling in ons lichaam. Zij zorgen ervoor dat het bloedsuikergehalte in evenwicht blijft. De alvleesklier reageert op de hoeveelheid suiker in het bloed. Als het suikergehalte, bijvoorbeeld na een maaltijd, stijgt dan maakt de alvleesklier meer insuline aan. Insuline stimuleert de lever en de spieren in ons lichaam om meer suiker (glucose) uit het bloed op te nemen. De lever en de spieren slaan glucose vervolgens op in de vorm van glycogeen. De suikerspiegel raakt daardoor weer in evenwicht.
Als de suikerspiegel te laag is, produceert de alvleesklier glucagon. Glucagon zorgt ervoor dat het opgeslagen glycogeen in spiercellen en levercellen, weer omgezet
Biologische waarde
  • Een getal tussen de 0 en 100. 

Hoe hoger de biologische waarde, hoe meer het aminozuurprofiel in verhouding en hoeveelheid op het profiel van onze lichaamseigen eiwitten lijkt. 

Door voedingsmiddelen met een hoge biologische waarde van de eiwitten te kiezen, zorg je dus dat je alle essentiële aminozuren binnenkrijgt.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Welke eiwitten hebben over het algemeen een hogere biologische waarde?
A
Eiwitten van plantaardige oorsprong
B
Eiwitten van dierlijke oorsprong

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In het algemeen kan worden gesteld dat eiwitten van dierlijke oorsprong een hogere biologische waarde hebben dan eiwitten van plantaardige oorsprong. 

Aardappelen, rijst en sojabonen 
Dierlijke vs plantaardige eiwitten

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies