M2 H2 Formules en Vergelijkingen

Formules en Vergelijkingen
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 2

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Formules en Vergelijkingen

Slide 1 - Tekstslide

Bij het branden van een rode en een groene kaars horen de volgende formules:
Groene kaars: Lengte in cm = 40-10t
Rode kaars: Lengte in cm = 25 - 5t
t = tijd in uren
Wat moet je doen om de grafieken te tekenen?

A
Tabel maken en de punten in een assenstelsel tekenen
B
Gokken (inklemmen)
C
Balansmethode

Slide 2 - Quizvraag

Groene kaars: Lengte = 40-10t
Rode kaars: Lengte = 25 - 5t
t = tijd in uren

Hoe lang is de groene kaars na 2 uur?

A
18 cm
B
20 cm
C
22 cm
D
30 cm

Slide 3 - Quizvraag

Groene kaars: Lengte = 40-10t
Rode kaars: Lengte = 25 - 5t
t = tijd in uren

Hoe lang is de groene kaars na 4 uur?

A
40 cm
B
0 cm
C
6 cm
D
20 cm

Slide 4 - Quizvraag

Wat betekent het snijpunt van deze twee grafieken?
A
Na 2 uur branden zijn de kaarsen beide 20 cm
B
De kaarsen zijn bij 10 cm even duur
C
De kaarsen zijn na 3 uur branden op
D
Na 3 uur branden zijn de kaarsen beide 10 cm

Slide 5 - Quizvraag



Wat zijn de coördinaten van het snijpunt van deze 2 grafieken?
A
4,2
B
(2,4)
C
(2,2)
D
(4,2)

Slide 6 - Quizvraag

Wat is hieronder een vergelijking?
A
5p + 3 = 18
B
8 + 3 = 11
C
5 x 3 + 9

Slide 7 - Quizvraag

als je gaat Inklemmen dan:
A
schrijf je de vergelijking op en dan gok je tot je de oplossing hebt
B
teken je een grafiek en zoek het snijpunt

Slide 8 - Quizvraag

Los de volgende vergelijking op met inklemmen:
10 + 2b = 60
A
b = 5
B
b = 30
C
b = 10
D
b = 25

Slide 9 - Quizvraag

Terug naar de kaarsen:
Groene kaars: Lengte in cm = 40-10t
Rode kaars: Lengte in cm = 25 - 5t
t = tijd in uren
Je wil weten na hoeveel uur de rode kaars 15 cm is. Welke vergelijking hoort hierbij?
A
25 - 5t - 15
B
25-5t = 15
C
40 - 10t = 15
D
lengte = 15 cm

Slide 10 - Quizvraag

Je weet nu de vergelijking: 25 - 5t = 15

Los op met de balansmethode
A
t = 15
B
t = -2
C
t = 2
D
t = 25

Slide 11 - Quizvraag

7b - 4 = 24
Wat wordt de vergelijking na stap 1 bij de balansmethode?
A
7b = 20
B
7b = 28
C
7b -28 = 0
D
3b = 24

Slide 12 - Quizvraag

De vergelijking is 13a - 6 = 2a + 29
De oplossing is a = 2
Klopt dit?
A
ja klopt
B
nee klopt niet
C
ik weet niet hoe ik dat moet controleren

Slide 13 - Quizvraag

Gegeven is de formule y = 3x + 6
Ligt het punt (-2,0) op de grafiek?
A
Ja
B
Nee
C
Dat kan je niet weten zonder grafiek te tekenen

Slide 14 - Quizvraag