Hst. 6.3 - Kracht en beweging

Welkom bij Nask
Klas 4

Hoofdstuk 6.3
Kracht en beweging
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom bij Nask
Klas 4

Hoofdstuk 6.3
Kracht en beweging

Slide 1 - Tekstslide

Noem 3 krachten die bij trampoline springen werken:

Slide 2 - Open vraag

Jesse weegt 55 kg. Hoeveel is de zwaartekracht op hem?
A
55 N
B
5,5 N
C
555 N
D
550 N

Slide 3 - Quizvraag

Een Nask-boek weegt 200 gram. Bereken de zwaartekracht op het boek?

Slide 4 - Open vraag

2 krachten zijn in evenwicht als:
A
De krachten even groot zijn en dezelfde richting hebben
B
De krachten even groot zijn en een tegengestelde richting hebben
C
De krachten verschillen van grootte en richting
D
De krachten verschillen van grootte, maar wel dezelfde richting hebben.

Slide 5 - Quizvraag

Wat kan een kracht NIET veranderen:
A
Vorm
B
Richting
C
Snelheid
D
Massa

Slide 6 - Quizvraag

Noem een voorbeeld waarbij een kracht de vorm van een voorwerp veranderd.

Slide 7 - Open vraag

Soorten krachten
Zwaartekracht
Spankracht
Normaalkracht
Wrijvingskracht
Veerkracht
Spierkracht
Kleefkracht
Magnetische kracht
Windkracht
Elektrische kracht

Newton

Slide 8 - Tekstslide

Zwaartekracht
Kracht geef je aan met de letter '𝐹' (Force). 
De eenheid is Newton (N). 

Zwaartekracht (𝐹𝑧):
De kracht waarmee de aarde aan alle voorwerpen trekt. 
De zwaartekracht teken je altijd naar beneden.

𝑍𝑤𝑎𝑎𝑟𝑡𝑒𝑘𝑟𝑎𝑐ℎ𝑡=𝑚𝑎𝑠𝑠𝑎 𝑥 10




Slide 9 - Tekstslide

Krachten meten
Krachten meet je met een krachtmeter.
In een krachtmeter zit een veer. 

Elke krachtmeter heeft een ander meetbereik.
Het meetbereik hangt af van de stugheid 
van de veer. 

Slide 10 - Tekstslide

Hoe teken je een kracht?
Een kracht teken je als een pijl.
  • Aangrijpingspunt (Waar begint de pijl?)
  • Grootte (let op de schaalverdeling!)
  • Richting

Slide 11 - Tekstslide

Hoe bereken je de nettokracht?
Meewerkende krachten -> tel je bij elkaar op.
Nettokracht = 280 N ->
 

Tegenwerkende krachten -> trek je van elkaar af.
Nettokracht = 60 N <-


Als tegenwerkende krachten even groot zijn, dan is Fnetto = 0 N
Er verandert dan niks. 


Slide 12 - Tekstslide

Hoe ontstaat een beweging?
1. Versnellen
- Spierkracht is groter dan de wrijvingskracht

2. Snelheid blijft gelijk (constant)
- Spierkracht is even groot als de wrijvingskracht

3. Vertragen
- Spierkracht is kleiner dan de wrijvingskracht

4. Remmen
- Spierkracht is 0, wrijvingskracht wordt heel groot.

Slide 13 - Tekstslide

Een bus rijdt in 2 uur een afstand van 110 kilometer af. Wat is zijn gemiddelde snelheid in km/h?

Slide 14 - Open vraag

Je fiets in 18 minuten naar school. De afstand is 6 kilometer. Wat is de gemiddelde snelheid in km/h?

Slide 15 - Open vraag

Reken je antwoord van de vorige vraag om naar m/s.

Slide 16 - Open vraag

Hoe bereken je de snelheid?
Formule:
Gemiddelde snelheid = Afstand : Tijd
                       v                    =         s        :   t

Slide 17 - Tekstslide

Rekenen met snelheid
Alex fietst 2 uur lang. Hij legt een afstand af van 36 kilometer. 
Wat was zijn gemiddelde snelheid in km/h?

  1. Gegeven            Afstand = 36 km        Tijd = 2 uur
  2. Gevraagd          Gemiddelde snelheid (in km/h)
  3. Formule             Gemiddelde snelheid = Afstand : Tijd
  4. Berekening      Gemiddelde snelheid = 36 : 2
  5. Antwoord         Gemiddelde snelheid = 18 km/h


Slide 18 - Tekstslide

Hoe reken je snelheid om?
10 m/s
10 x 3,6 = 36 km/h


90 km/h 
90 : 3,6 = 25 m/s

Slide 19 - Tekstslide

Laura en Jack gaan samen op de wip. Laura (16 kg) gaat op 2 meter van het draaipunt zitten. Jack (30 kg) gaat op 1 meter zitten. Bereken of ze in evenwicht zijn.

Slide 20 - Open vraag

Zelfstandig werken
Maken

Basis: Hoofdstuk 6.3

Kader-Mavo: Hoofdstuk 7.4

Slide 21 - Tekstslide