prefix en suffix woordkennis

Vorige week
- moeilijke woorden afleiden door synomiem, tegenstelling, omschrijving, afbeelding.

Vandaag: Betekenis afleiden uit het woord
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Vorige week
- moeilijke woorden afleiden door synomiem, tegenstelling, omschrijving, afbeelding.

Vandaag: Betekenis afleiden uit het woord

Slide 1 - Tekstslide

Voor-/achtervoegsels
Veel moeilijke woorden hebben hetzelfde voorvoegsel (prefix) of achtervoegsel (suffix). Die prefixen komen veelal uit het Latijn en het Grieks. Terugkerende prefixen en suffixen hebben vaak dezelfde betekenis. Als je de betekenis van de prefixen en suffixen kent, kun je vaak ook wel achter de betekenis van zo’n woord komen.


Slide 2 - Tekstslide

prefix on/ non-
ongevoelig                                                                   non-verbaal
onveranderd                                                                non-actief
onverwachts
onbewust

Slide 3 - Tekstslide

suffix    -loos
gevoelloos
smakeloos
hopeloos
gedachteloos

Slide 4 - Tekstslide

Probeer te achterhalen wat de volgende prefixen betekenen.
Probeer vervolgens woorden die met dat prefix beginnen, te verklaren

Slide 5 - Tekstslide

Van anti tot en met demos
anti 
auto
bi
bio
anticlimax 
automobiel
biseksueel
biobak
anticonceptie 
autoritair
bikini
biologie
antithese 
autocraat
bilateraal
biografie
co 
com
de
demos
coalitie 
combinatie
destructief
democratie
cohesie 
compagnon
deflatie
demografie
coïncidentie 
compilatie
desintegreren
coöperatie 
complex
degraderen

Slide 6 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen een biografie en een autobiografie?

Slide 7 - Open vraag

Wat is het verschil tussen een autocraat en een democraat?

Slide 8 - Open vraag

Van ex tot en met oct
ex 
homo
hetero
hyper
examen 
homogeen
heterogeen
hyperventilatie
exces 
homofoob
heterseksueel
hyperactief
exclusief
 homoniem 
hyperbool
export 
homoseksueel
expansie
Inter
mono
multi
oct
Interrumperen 
monoloog
multicultureel
octaaf
Intercity 
monotoon
octet
Interim  
monogaam
multomap
oktober

Slide 9 - Tekstslide

Schrijf nog twee woorden op die beginnen met “ex” en geef de betekenis.

Slide 10 - Open vraag

• Wat betekent “coïtus interruptus”?

Slide 11 - Open vraag

In een klas van 20 studenten zitten 12 meisjes, 8 jongens; ze variëren in leeftijd van 16 tot 19 jaar. De meesten wonen in Arnhem, eentje woont in Nijmegen, de anderen wonen in de omliggende dorpen. Een van de studenten is geboren in Afghanistan, de rest in Nederland. Van de 20 studenten zijn er 3 moslim, 4 zijn er katholiek, 1 is protestants-christelijk. De rest zegt geen geloof te hebben. Een meisje is lesbisch, een jongen is homoseksueel. Een van de studenten heeft een dochter van vijf.
Is dit een homogene of een heterogene klas?

Slide 12 - Open vraag

maken
zie planning woordenschat 2
WS1 oefening 1,2,3 en extra 2

Slide 13 - Tekstslide