engels week 49

Engels
doel
- Aan het einde van de les weet je verschillende Engelse woorden over familie. 
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsPraktijkonderwijsLeerjaar 1

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Engels
doel
- Aan het einde van de les weet je verschillende Engelse woorden over familie. 

Slide 1 - Tekstslide

But repeat first.
maar eerst even herhalen. 

Slide 2 - Tekstslide

almost
A
bijna
B
elf
C
lief
D
live

Slide 3 - Quizvraag

seventeen
A
16
B
17
C
zes
D
27

Slide 4 - Quizvraag

live
A
oud
B
leef
C
woon
D
hoofd

Slide 5 - Quizvraag

I am thirteen years old.
A
Ik ben oud.
B
Ik ben 13 jaar oud.
C
Wij zijn 13 jaar oud.
D
Ik ben 17 jaar oud.

Slide 6 - Quizvraag

I live in Reusel.
A
Ik hou van Reusel.
B
Ik hou van Bladel.
C
Ik woon in Reusel.
D
Ik woon in Bladel.

Slide 7 - Quizvraag

I like school.
A
Ik vind de klas leuk.
B
Ik hou van school.
C
Ik ben bijna op school.
D
Ik vind school leuk.

Slide 8 - Quizvraag

tante
A
uncle
B
niece
C
mother
D
aunt

Slide 9 - Quizvraag

Ik ben 14 jaar oud.

Slide 10 - Open vraag

Mijn naam is Robert.

Slide 11 - Open vraag

jonger
A
boy
B
nephew
C
younger
D
cousin

Slide 12 - Quizvraag

aunt

Slide 13 - Open vraag

Cousin (man)

Slide 14 - Open vraag

en dan nu...
maken opdracht 19 - 20

Klaar?    words and birds

Slide 15 - Tekstslide