In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Onderdelen in deze les
Herhaling 2V H6
Wat moet je kennen voor de toets?
H6 P1 Slavernij in de 19e eeuw
H6 P2 Afschaffing van de slavernij
H6 P3 Gelijkheid voor vrouwen
Slide 1 - Tekstslide
Vier uitspraken over slavernij in de 19e eeuw Welke is juist?
A
Slavernij dwong mensen om tegen een lage vergoeding te werken
B
Slavernij was toegestaan in Nederland omdat slaven er goed werden behandeld.
C
Slavernij werd door Europeanen verdedigd met hun geloof
D
Slavernij zorgde ervoor dat sommige slaven een gezinsleven konden opbouwen
Slide 2 - Quizvraag
Bron: Door de slavernij 'Door de slavernij gingen Europeanen hun ras beter vinden. Mede daardoor gingen ze over tot de verovering en kolonisatie van Afrika in de 19e eeuw. Dit gevoel van meerderwaardigheid woekert nog steeds in ons midden'.
Lees bovenstaande bron. Waarover gaat deze bron?
A
over een directe oorzaak van slavernij
B
over een gevolg op korte termijn van slavernij
C
over een indirecte oorzaak van slavernij
D
over gedrag en ideeën van mensen in het verleden.
Slide 3 - Quizvraag
Waarom werd de slavernij door Nederland afgeschaft?
A
Er werd steeds minder geld verdient op de plantages
B
Slaven werden niet langer doorbetaald
C
Slaven kwamen in opstand
D
Er waren geen slaven meer
Slide 4 - Quizvraag
Hoe noemen we de tegenstanders van de slavernij?
A
absolutisten
B
absolitionisten
C
abolitionisten
D
abilotionisten
Slide 5 - Quizvraag
Wie zijn de Marrons?
A
De Marrons zijn een inheemse Indianenstam
B
Mensen die uit slavernij vluchtten en in de jungle overleefden
C
De Marrons zijn blanke boeren van Nederlandse afkomst.
D
Kinderen van slaven en plantage-eigenaren.
Slide 6 - Quizvraag
Wat zijn de verschillen tussen slavernij in de Antillen en Suriname. (twee antwoorden goed)
A
Op de Antillen deed men ander werk en werkte men niet echt op plantages.
B
In Suriname werkte men in de zoutwinning en plantages, op de Antillen werkten ze in de haven.
C
In de Antillen waren de marrongemeenschappen klein en in Suriname groot.
D
In de Antillen was vluchten niet mogelijk omdat het kleine eilanden waren.
Slide 7 - Quizvraag
Ontdekking Amerika door Columbus
Afschaffing slavernij door Nederland
Indonesië wordt onafhankelijk van Nederland
Start Trans-Atlantische Driehoekshandel
Start Industriële Revolutie
WIC gaat failliet
Slide 8 - Sleepvraag
Wat is GEEN oorzaak van het abolitionisme?
A
De industrialisatie
B
De burgeroorlog in de VS
C
De Verlichting
D
Het Christendom
Slide 9 - Quizvraag
Nam de slavernij echt af nadat het verboden werd? Leg uit.
Slide 10 - Open vraag
De opdracht gaat over de afschaffing van slavernij en slavenhandel. Zet onderstaande gebeurtenissen in de juiste tijdsvolgorde:
1. In de hele VS wordt de slavernij afgeschaft. 2. Nederland schaft de slavenhandel af. 3. Nederland schaft de slavernij af. 4. Groot-Brittannië schaft de slavernij af. 5. Groot- Brittannië schaft de slavenhandel af.
A
5 --> 4 --> 1 --> 2 --> 3
B
1 --> 5 --> 4 --> 2 --> 3
C
2 --> 3 --> 5 --> 4 --> 1
D
5 --> 2 --> 4 --> 1 --> 3
Slide 11 - Quizvraag
Wat is Emancipatie?
A
Gelijke rechten krijgen
B
Wereld dat draait om de man
C
Wereld dat draait om de vrouw
D
Ongelijkheid in de wereld
Slide 12 - Quizvraag
Plantage-eigenaren moesten op zoek naar nieuwe landarbeiders, daarvoor werden contractarbeiders gezocht (kwamen vanuit andere werelddelen). Welke omschrijving legt het beste hun werkomstandigheden uit?
A
Contractarbeiders waren vrij en hadden voldoende loon om te kunnen overleven.
B
Contractarbeiders waren niet vrij en hadden niet voldoende loon om rond te kunnen komen.
C
Contractarbeiders waren vrij en hadden vaak net genoeg geld om terug te kunnen keren naar hun moederland
D
Contractarbeiders waren vrij, maar hadden een slecht loon waardoor ze niet konden terugkeren naar eigen land.
Slide 13 - Quizvraag
Wat is Ketikoti?
A
Het feest van het verbreken van de ketenen.
B
Het feest van de slavernij
C
Onafhankelijkheids- feest van Suriname
D
Feest voor de slaven
Slide 14 - Quizvraag
Wat zijn contractarbeiders?
A
Loonarbeiders die vrij zijn
B
Iemand die ergens anders voor een bepaalde periode werkt en dan teruggaat naar land van herkomst
C
Loonarbeiders die voor een bepaalde periode in een ander land loonarbeid verricht
D
Mensen die blijven wonen in Nederland voor altijd, voor het werk.
Slide 15 - Quizvraag
Hoe werd een radicale feminist genoemd tijdens de 1e feministische golf?
A
Feminist
B
Suffragetes
C
Feminast
D
Suffinist
Slide 16 - Quizvraag
Gebruik je boek: Welke plaats hadden vrouwen in de samenleving rond de 19e eeuw?
Slide 17 - Open vraag
Gebruik je boek: Wat wilden feministen aan het eind van de 19e eeuw aan de samenleving veranderen?