2KGT H3 TV1

H3 Taalverzorging
Lijdend voorwerp
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

H3 Taalverzorging
Lijdend voorwerp

Slide 1 - Tekstslide

Goedemiddag!

* huiswerk opschrijven
* 10 minuten lezen
* Uitleg lijdend voorwerp
  of zelfstandig oefenen
* evaluatie
Telefoon in je tas!

Klaarleggen:

-agenda
-etui
-leesboek
-lesboek 
-laptop

Slide 2 - Tekstslide

timer
10:00

Slide 3 - Tekstslide

Uitleg lijdend voorwerp of zelfstandig werken (in stilte).

2 soorten kaartjes: blauw (werkwoorden) en geel (iemand/iets)

Probeer zoveel mogelijk gele kaartjes te combineren met 1 blauw kaartje.


Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

De iemand/iets kaartjes ga je nu vervangen door de groene kaartjes.
Wees creatief! Zorg wel dat je zin in de werkelijkheid echt kan gebeuren.

Slide 6 - Tekstslide

Zinnen inventariseren.
Wat heeft dit te maken met het lijdend voorwerp??

Slide 7 - Tekstslide

Het lijdend voorwerp.

Wat moet je kunnen om het lijdend voorwerp uit een zin te halen?
1. De persoonsvorm (gezegde) uit de zin halen
2. Het onderwerp uit de zin halen
3. De vraag stellen: Wie/Wat + persoonsvorm (gezegde) + onderwerp?
Het antwoord op deze vraag is het lijdend voorwerp

Slide 8 - Tekstslide

Tekst

Slide 9 - Tekstslide

Nog een keer...


Ik geef Senna een cadeau.

PV = geef
OW = Ik
(wie/) wat geef ik?
Het antwoord op deze vraag is -een cadeau-
Dus -een cadeau- is het lijdend voorwerp.

Slide 10 - Tekstslide

Ik zal nooit spruitjes lusten.

PV (gezegde) = zal lusten
OW = Ik
(wie/) wat zal ik lusten?
Het antwoord op deze vraag is - spruitjes-
Dus het lijdend voorwerp is -spruitjes-

Slide 11 - Tekstslide

Nu jij!





Slide 12 - Tekstslide

Wat is het lijdend voorwerp?

De jongen eet veel taart.
A
De jongen
B
veel taart
C
eet
D
geen lijdend voorwerp

Slide 13 - Quizvraag

Wat is het lijdend voorwerp?

Klas 2 leert het lijdend voorwerp vinden.
A
Klas 2
B
leert
C
het lijdend voorwerp
D
vinden

Slide 14 - Quizvraag

Wat is het lijdend voorwerp?

Vindt u dat ook?
A
vindt
B
u
C
dat
D
ook

Slide 15 - Quizvraag

Wat is het lijdend voorwerp?

De mug steekt de man.
A
De mug
B
mug
C
man
D
De man

Slide 16 - Quizvraag

Wat is het lijdend voorwerp?

De hond en de kat spelen tikkertje met het kind.
A
hond
B
kat
C
kind
D
tikkertje

Slide 17 - Quizvraag

Wat is het lijdend voorwerp?

De jongen schrijft zijn huiswerk op.
A
zijn huiswerk
B
De jongen
C
wie
D
schrijft

Slide 18 - Quizvraag

Werk aan de opdrachten van H3
Stel vragen als je het nog lastig vindt.

Slide 19 - Tekstslide