In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Erfelijkheid
B1 Genotype en fenotype
Slide 1 - Tekstslide
Erfelijkheid
Slide 2 - Woordweb
''Dat rode haar heb je van oma''
''zij heeft de ogen van haar vader''
''Wat lijk je toch op je moeder''
''Jij en je broer hebben dezelfde neus''
Slide 3 - Tekstslide
Genotype
duizenden eigenschappen op de DNA in de celkernen
Slide 4 - Tekstslide
DNA ligt in chromosomen
Slide 5 - Tekstslide
DNA
DNA bevat de informatie voor erfelijke eigenschappen = genen De bouwsteentjes van DNA vormen een code. De volgorde noem je een DNA-sequentie
een DNA-sequentie vormt een gen
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
DNA-sequentie
een DNA-sequentie vormt een gen = erfelijke eigenschap, bijv. haarkleur of oogkleur
Slide 8 - Tekstslide
Genexpressie
Iedere cel heeft dus dezelfde erfelijke informatie, maar niet iedere cel ziet er hetzelfde uit.
Genen kunnen aan- en uitgezet worden.
Alleen de genen die nodig zijn in een cel staan aan.
Slide 9 - Tekstslide
Eiwit
Eiwitten voeren taken uit in en buiten de cel. Eiwitten worden gemaakt aan de hand van de erfelijke informatie. Een gen dat aanstaat wordt afgelezen en vervolgens vertaald naar een eiwit.
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Fenotype
Het fenotype kan altijd veranderen door invloeden uit de omgeving