Week 12 - 3H Herhaling Elektriciteit - deel

• Natuurkunde
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

Welkom

Schoolafspraken

• als de docent praat ben je stil
  
• als de docent praat is je device gesloten
  
• in de klas praat je in een taal die iedereen verstaat
  
• op een vraag probeer je altijd antwoord te geven
  
• discussies die niet over de lesstof gaan buiten de les om

Start van de les

• Het PO - zijn hier vragen over?
  

Energizer / Demo / Klassikale oefening

Studieplanning

Week 10, nog 4 weken tot toetsweek 3 (nog 3 lessen)

Periodeplanning

Hoofdstuk 5: Elektriciteit - p 103

2 cijfers

- PO: Praktische opdracht (in de week voor de vakantie digitaal uitgedeeld)

- Toets over H5 (in de toetsweek) (paragraaf 6.1 tot 6.5)

Zorg dat je alles begrijpt. Iets niet helemaal duidelijk? Vragen!

Lesplanning:

• Behandelen vragen over het PO
• Huiswerk Opgaven Weerstand: 55-58
• Vragen over het werkblad? (zie Classroom)
• Samenvatting H5 met LUp-vragen
• Tijd over - een aantal mogelijke toetsopgaven
• Lees p126 Rekenvaardigheid
  

Zijn er vragen over het huiswerk?
Opgaven Weerstand: 55-58

ELEKTRICITEIT

Samenvatting

Wat heb jij geleerd over elektriciteit?

Check

Hebben we al een lessonup-klas?

stroomkring

schakelschema

Waar wordt een spanning gemeten?

1. A
2. B
3. C
4. D

Welk symbool ontbreekt er?

1. De kruising
2. De weerstand
3. De voltmeter
4. De schakeling

Maak een schakelschema van deze stroomkring

Wat is onwaar?

1. Elektronen gaan van plus naar min.
2. De stroom is bij de pluspool even groot als bij de minpool.
3. Elektronen transporteren elektrische energie.
4. Stroom loopt alleen in een stroomkring.

Als de lampjes en de spanningsbronnen hetzelfde zijn dan geldt het volgende:

1. De spanning en stroom die de spanningsbronnen leveren zijn hetzelfde
2. De bovenste levert een hogere spanning.
3. De onderste spanningsbron levert een hogere stroom
4. De bovenste lampjes branden feller.

1. Links zien we een amperemeter, rechts een voltmeter.
2. Rechts zien we een amperemeter, links een voltmeter.
3. Dit zijn allebei amperemeters.
4. Geen van de meters is correct aangesloten.

P = U x I 

(opgenomen vermogen)

P = vermogen in W

U = spanning in V

I = stroomsterkte in A

1. Middelste weerstand: P=7,2 W
2. Middelste weerstand: P=80 W
3. Middelste weerstand: P=266,67 W
4. Alle antwoorden zijn fout.

1. Als je de spanning zou verdubbelen zouden de weerstanden verdubbelen.
2. Als je de spanning zou verdubbelen zouden de weerstanden halveren.
3. Als je de spanning zou veranderen zouden de weerstanden gelijk blijven.
4. Dit is een serieschakeling.

Als de weerstand van een lamp 40 Ohm is, en de stroomsterkte is 0,5 A, wat is dan het vermogen? Deze berekening zul je in twee stappen moeten maken.

1. 80 W
2. 40 W
3. 20 W
4. 10 W

Kies het juiste antwoord
Van een weerstand wordt een (I,U)-diagram gemaakt.
Zie de figuur. Uit dit diagram...

1. volgt dat de weerstand 1,8 Ohm is
2. volgt dat de weerstand 10 Ohm is
3. volgt dat de weerstand 5,3 Ohm is
4. kun je de weerstand niet bepalen

aan de slag

voorbeeld proefwerk opgaven

 1 t/m 3

blz. 125

30 min.

dan weer terug in de meet

Serieparallelschakeling:
Twee dezelfde parallel geschakelde lampen staan in serie met een weerstand. Zie de figuur. De volgende uitspraken gaan over schakeling:
I: R zit in de hoofdkring.
II:IR = IL1 = IL2

1. Uitspraken I en II zijn beiden juist
2. Alleen uitspraak I is juist
3. Alleen uitspraak II is juist
4. Uitspraken I en II zijn beiden onjuist

Antwoord

Antwoord

Antwoord