Prefixes and suffixes

• Engels
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 2

Goodafternoon 2D

Program

Recap

Lesson aim

Exercises

What do you remember about prefixes and suffixes?

Lesson aim:

I can use prefixes and suffixes in a sentence.

Prefixes and suffixes

(voorvoegsels en achtervoegsels)

Prefixes zijn letters die voor het woord komen om zo de betekenis van het woord te veranderen.

Suffixes zijn letter die achter het woord komen om zo de betekenis van het woord te veranderen.

Prefixes

The following prefixes all mean ‘not’ or ‘the opposite’: 

non- / un- / im- / il- / in- / ir- / dis-.

sense, used, possible, legal, compatible, responsible, appear

nonsense, unused, impossible, illegal, incompatible, irresponsible, disappear

Suffixes

Suffixes zijn letters die achter het woord komen om zo de betekenis van het woord te veranderen.

-er betekent ‘degene die de actie doet’.

teach, eat, rap

teacher, eater, rapper

-ing / -ment verandert het werkwoord in een zelfstandig naamwoord.

pay, paint
payment, painting

-ness verandert een bijwoord / bijvoeglijk naamwoord in een zelfstandig naamwoord.

The girl on TV is very kind.

I admire your kindness.

Prefixes and suffixes

Exercises

Do exercise 31, 32, 33, 34 and 35 on page 74-77 of your textbook.

Suffixes come before a word.

1. True
2. False

Prefixes come before a word and change the meaning of that word.

1. True
2. False

Suffixes come after a word and change the meaning of that word.

1. True
2. False