unit 6 L- 26-27 yellow 2 -2a

unit 6 yellow 2
doelen: 
ik kan over vroeger vertellen.
ik kan vertellen over iemand's bezit
ik kan dingen vergelijken
ik kan grammatica goed toepassen.
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsVoortgezet speciaal onderwijs

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 115 min

Onderdelen in deze les

unit 6 yellow 2
doelen: 
ik kan over vroeger vertellen.
ik kan vertellen over iemand's bezit
ik kan dingen vergelijken
ik kan grammatica goed toepassen.

Slide 1 - Tekstslide

recap lesson 26
ik kan: 
- dingen vergelijken
- vertellen over verleden (present perfect)
- zeggen dat iets van iemand is

Slide 2 - Tekstslide

comparison (vergelijken)
hoe zat het ook al weer? 
iets met korte en lange woorden?
soms veranderde de y?

Slide 3 - Tekstslide

wat is het correcte antwoord
A
I am so rich as Peter.
B
I am as rich as Peter

Slide 4 - Quizvraag

en wat als je nou niet zo rijk bent als Peter?
A
I am not as rich as Peter.
B
I am not so rich as Peter.

Slide 5 - Quizvraag

welk antwoord is correct
A
She is prettyer than me.
B
She is more pretty than me.
C
She is prettier than me.

Slide 6 - Quizvraag

welk antwoord is correct?
A
This song is beatifuller.
B
This song is more beautiful.

Slide 7 - Quizvraag

welk antwoord is correct?
A
I'm bad, but he is worse.
B
I'm bad, but he is baddest.

Slide 8 - Quizvraag

Welke zin is in de present perfect?
(voltooid tegenwoordige tijd)
A
He walks outside.
B
He is walking outside.
C
Has he walked outside?
D
He walked outside.

Slide 9 - Quizvraag

welke zin is correct in de present perfect?
A
We haven't bought a new car.
B
We were buying a new car.
C
We buy a new car.
D
We are going to buy a new car.

Slide 10 - Quizvraag

welke zin is correct in de present perfect?
A
He haven't seen a cat.
B
He hasn't see a cat.
C
He hasn't saw a cat.
D
He hasn't seen a cat.

Slide 11 - Quizvraag

welke zin is correct in present perfect?
A
They have buyed a house.
B
They has bought a house.
C
They have buy a house.
D
They have bought a house.

Slide 12 - Quizvraag

possessives
iemand bezit iets: 
hoe zeg je ook alweer dat iemand iets bezit. 
Waar moest je ook alweer op letten? 
Denk aan de 's en '

Slide 13 - Tekstslide

Peter heeft een fiets. Hoe zeg je dat?

A
Peter's bike
B
Peters' bike

Slide 14 - Quizvraag

Mijn broers hebben boeken.
A
my brothers' books
B
my brother's books

Slide 15 - Quizvraag

de kinderen hun speelgoed
A
the childrens' toys
B
the children's toys

Slide 16 - Quizvraag

mijn ouders hun huis
A
my parents' house
B
my parents's house

Slide 17 - Quizvraag

de kat van Jess
A
Jess's cat
B
Jess' cat

Slide 18 - Quizvraag

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

controle vraag: welke zin is correct. Lees zorgvuldig!
A
Amy's cat have a long tail.
B
Amys cat has a long tail.
C
Amy's cat has a long tail.

Slide 29 - Quizvraag

controlevraag: welke zin is correct?
A
I has cleaned my parents's car.
B
I has cleaned my parents' car.
C
I have cleaned my parents's car.
D
I have cleaned my parents' car.

Slide 30 - Quizvraag

controlevraag: welke zin is correct?
A
She sings beautifuller than my mum.
B
She sings more beautiful than my mum
C
She sings so beautiful as my mum.

Slide 31 - Quizvraag