Domein I GL

Examentraining
Domein I  GTST
1 / 50
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 50 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Examentraining
Domein I  GTST

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Conjuctuur
Hoogconjunctuur:
 * EV is groter dan de productiecapaciteit: Y>Y*
* inflatie
Laagconjunctuur: 
* onderbesteding want Y<Y*
*conjuncturele werkloosheid

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Output gap en inflatie
Output gap is indicator van inflatie want:
Negatieve output gap in laagconjunctuur (Y<Y*) --> weinig inflatie
Positieve output gap in hoogconjunctuur (Y>Y*) --> groot risico op inflatie:


bestedingsinflatie vanwege hoge bestedingen én
kosteninflatie vanwege krappe arbeidsmarkt en hogere loonkosten.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Berekening CPI

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

RIC = NIC / PIC x 100

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe conjunctuur stabiliseren?
  •   Monetair beleid door CB
  • Begrotingsbeleid door overheid = anticyclisch beleid  
  • Automatische conjunctuurstabilisatoren   

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Procyclisch en anticyclisch begrotingsbeleid
De overheid kan negatieve gevolgen van een laag- of hoogconjunctuur proberen tegen te gaan, door de overheidsbestedingen en/of de belastingen aan te passen.
Procyclisch begrotingsbeleid: als het de golfbeweging van conjunctuur versterkt.
Anticyclisch begrotingsbeleid als het te conjunctuurbeweging probeert af te remmen

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Anticyclisch of procyclisch conjunctuurbeleid

Hoe zou de overheid dat kunnen doen?

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Automatische stabilisatoren

Welke automatische stabilisatoren maken de conjunctuurbeweging minder heftig?


Kernwoorden:

- sociale uitkeringen

- progressief belastingstelsel

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer de overheid de economie wil stimuleren, zal een deel van de extra uitgaven via extra belastinginkomsten worden terugverdiend.
  
werkt helaas ook omgekeerd als overheid wil bezuinigen...

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Europese Centrale Bank (ECB)
Centrale bank van de EMU landen
Taken van de ECB >  monetair beleid:
  • ECB heeft enkelvoudig mandaat = prijsstabiliteit =                     -- ---- - inflatie rond 2% houden --> euro behoudt zijn koopkracht
  • Hoogte van rente vaststellen                                                                      - als banken geld willen lenen van de ECB
  • overige taken:
  • Brengt eurobiljetten en euromunten in omloop, toezicht
  •  financiële markten

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Banken en rente
  • Bank leent geld van de ECB tegen een basisrente, bv 1,5% (=refi rente van het begrip refinance)
  • Rentemarge naar klant is bijv 2% (Verschil tussen het rentepercentage dat de bank ontvangt van leners en wat spaarders betalen). 
  • De rente die klanten in totaal betalen is 3,5%

dus rente van banken volgt de refirente

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maatschappelijke geldhoeveelheid
De centrale bank regelt de hoeveelheid geld in een land / gebied.

M1 = Al het girale en chartale geld in handen van het publiek (consumenten en bedrijven) heet de maatschappelijke geldhoeveelheid. Als er sprake is van geldschepping, neemt de maatschappelijke geldhoeveelheid toe door: geld drukken ECB en/of krediet verlenen door banken

ECB kan ruim geldbeleid voeren: zorgen dat M1 toeneemt


Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

ECB voert monetair beleid (beïnvloeden M1) via
Geldhoeveelheidbeleid: beïnvloeden hoeveelheid geld dat banken kunnen uitlenen via
* aanpassen dekking% van banken waardoor ze meer/minder geld kunnen lenen omdat ze meer minder/meer in kas moeten hebben
* open marktpolitiek: banken verplichten buitenlandse valuta of staatsobligaties te kopen/verkopen van/aan de ECB

Rentebeleid via
*geldmarktbeleid: beïnvloeden refirente

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Effectieve ondergrens rente
Nominale rente = 0% (door monetair beleid)
Daling van inflatie --> inflatie bleef laag. 
Rente lager dan 0%? --> Dat kan --> Betalen voor je spaargeld
Chartaal geld houden brengt kosten met zich mee. 
Ook banken moeten dan betalen voor hun liquiditeitsoverschot.

oplossing: kwantitatieve verruiming door banken kasgeld te geven in ruil voor waardepapieren (staatsobligaties) risico op liquiditeitsval

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Risico's van sparen
  • Depositogarantiestelsel
  • Tot € 100.000,- op Europese bank is gegarandeerd
  • Alles daarboven = pech
  • ter voorkoming van bankrun

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wisselkoersen
Ontstaan door vraag en aanbod 

Appreciatie = stijging wisselkoers
Depreciatie = daling wisselkoers 

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

wisselkoerssystemen
zwevende: vraag & aanbod bepalen wisselkoers
monetair beleid (renteaanpassing) heeft invloed op wisselkoers: 
als rente↑ zetten buitenlandse beleggers kapitaal op €-rekening, vraag naar €  ↑ dus wisselkoers € ↑

vaste: wisselkoersen van munten aan elkaar gekoppeld rond spilkoers, als wisselkoers buiten bandbreedte komt moet er ingegrepen worden (CB) door: directe interventie: aan/verkopen eigen valuta, indirecte interventie: rente aanpassen

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Inflatie en wisselkoers
Inflatie in eurozone stijgt --> ICP neemt af --> minder vraag naar export uit EU --> vraag naar € neemt af --> wisselkoers € daalt. 

Inflatie in eurozone is laag --> ICP stijgt--> meer vraag naar export uit EU --> vraag naar € neemt toe --> wisselkoers € stijgt. 

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wisselkoers beïnvloed werkgelegenheid
Als de wisselkoers van de € daalt:
Europese producten worden goedkoper → ICP stijgt → vraag Europese producten stijgt  --> productie stijgt --> vraag naar arbeid stijgt. 

voor € krijg je minder producten buiten de EU → export uit eurogebied zal stijgen en import zal afnemen.

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Trilemma monetair beleid
Een centrale bank moet de volgende keuzes maken:
- wel of geen vrij internationaal kapitaalverkeer
- wel of geen zelfstandig rentebeleid
- een vaste of een zwevende wisselkoers

In het algemeen is het zo dat de bank bij twee van deze drie kan kiezen, maar dat dan de derde al vaststaat.

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

optimale valutagebieden (eurozone)

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het IS MB GA model?
Het IS MB GA model is een economisch model dat gebruikt wordt om de economische conjunctuur te verklaren.

Slide 27 - Tekstslide

Leg kort uit wat het IS MB GA model is.
Bestedingsevenwicht
Er is sprake van evenwicht op de goederenmarkt als de bestedingen gelijk zijn aan het inkomen, dus Y = EV.

De economie komt altijd 
terug in het evenwicht (Y*).
Y= C + I + O

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Evenwicht op de vermogensmarkt
Bij evenwicht op de goederenmarkt is er ook evenwicht op de vermogensmarkt.
Het spaargeld (S) van de gezinnen, wordt gebruikt door de financiële instellingen om uit te lenen aan de bedrijven (voor I) en de overheid (voor overheidstekort).
S = I + (O-B)
kan herschreven worden als: (S-I) = (O - B)

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Multiplier
Als autonome bestedingen of de belastingen stijgen of dalen, heeft dit gevolgen voor de bestedingen (EV) en dus voor het evenwicht op de goederenmarkt. 
Het effect op het inkomen (Y) is echter groter dan de oorspronkelijke stijging of daling van C0, I0, O0 of B. 
Dit komt door de multiplier

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Veranderingen IS-MB blok ontstaan door verandering van:
  • Autonome bestedingen: een verandering van de autonome particuliere consumptie (C₀) of autonome particuliere investeringen (I₀).
  • Begrotingsbeleid: een verhoging of verlaging van de overheidsbestedingen (O₀) of belastingen (B₀ of b).
  • Monetair beleid: een verhoging of verlaging van de rente door de centrale bank.

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

aanbodkant toevoegen: GA curve

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

GA-LT
Op de lange termijn leiden hogere inflatieverwachtingen tot het opnieuw onderhandelen van contracten en CAO’s waardoor de GA-curve naar links / omhoog verschuift. Het aanbod neemt langzaam weer af bij ieder inflatieniveau.

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 43 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

IS-MB-GA model

Slide 44 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 45 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 46 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 47 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

economische scholen en het IS-MB-GA model
Bij de neo-/nieuwklassieken is er sprake van perfecte loon- en prijsflexibiliteit: prijzen en lonen reageren onmiddellijk, de GA-curve loopt verticaal en de feitelijke productie is gelijk aan de potentiële productie (Y = Y*). Het gevolg is dat iedere bestedingsimpuls direct leidt tot een hogere inflatie, maar niet tot een hoger inkomen. Monetair beleid en begrotingsbeleid zijn niet effectief

Slide 48 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bij zowel Keynesianen als monetaristen is er is geen perfecte loon- en prijsflexibliliteit: de GA-curve loopt niet verticaal waardoor op korte termijn de feitelijke productie kan afwijken van de potentiële productie. 
Monetair beleid en begrotingsbeleid zijn wel effectief maar Keynesianen en monetaristen verschillen van mening over de kracht van het beleid. Keynesianen denken dat de consumptie en investeringen weinig reageren op renteveranderingen en dat de centrale bank weinig reageert op hogere inflatie. Het gevolg is dat begrotingsbeleid grote effecten heeft en monetair beleid weinig effecten heeft.

Slide 49 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bij monetaristen is dit precies omgekeerd. De consumptie en investeringen zijn sterk gevoelig voor de rente en de centrale bank reageert sterk op hogere inflatie. Het gevolg is dat begrotingsbeleid kleine effecten heeft en monetair beleid grote effecten heeft.

Het verschil tussen Keynesianen en monetaristen kan gekoppeld worden aan het beleid van de ECB in de laatste jaren en bijvoorbeeld de recente oproep dat het tijd is dat “begrotingsbeleid het overneemt” (omdat het monetaire beleid is uitgewerkt?).

Slide 50 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies