Domein I Alkmaar

Examentraining
Domein I 
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 37 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Examentraining
Domein I 

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Conjuctuur
Bij hoogconjunctuur is de EV groter dan de productiecapaciteit.

Bij laagconjunctuur is er sprake van onderbesteding.  

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Output gap en inflatie
Output gap is indicator van inflatie want:
Positieve output gap in hoogconjunctuur --> risico op inflatie
Negatieve output gap in laagconjunctuur --> weinig inflatie

Hoge bestedingsinflatie vanwege hoge bestedingen
Hoge kosteninflatie vanwege krappe arbeidsmarkt en hogere loonkosten.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Berekening CPI

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

RIC = NIC / PIC x 100

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe conjunctuur te stabiliseren?
  •   Monetair beleid > CB
  • Begrotingsbeleid > overheid
  1. Door anticyclisch beleid  
  2. Automatische conjunctuurstabilisatoren   

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Procyclisch en anticyclisch begrotingsbeleid
De overheid kan negatieve gevolgen van een laag- of hoogconjunctuur proberen tegen te gaan, door de overheidsbestedingen en/of de belastingen aan te passen.
Procyclisch begrotingsbeleid: als het de golfbeweging van conjunctuur versterkt.
Anticyclisch begrotingsbeleid als het te conjunctuurbeweging probeert afremt.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Anticyclisch of procyclisch conjunctuurbeleid

Hoe zou de overheid dat kunnen doen?

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Automatische stabilisatoren

Welke automatische stabilisatoren maken de conjunctuurbeweging minder heftig?


Kernwoorden:

- sociale uitkeringen

- progrssief belastingstelsel

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer de overheid de economie wil stimuleren, zal een deel van de extra uitgaven via extra belastinginkomsten worden terugverdiend.
  
werkt helaas ook omgekeerd als overheid wil bezuinigen...

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Europese Centrale Bank (ECB)
Centrale bank van de EMU landen
Taken van de ECB >  monetair beleid:
  • Waarde van de euro bewaken (prijsstabiliteit)                     -- ---- - inflatie laag houden --> euro behoudt zijn koopkracht
  • Hoogte van rente vaststellen                                                                      - als banken geld willen lenen van de ECB
  • Brengt eurobiljetten en euromunten in omloop 

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Banken en rente
  • Bank leent geld van de ECB tegen een basisrente, bijvoorbeeld 1,5% (=refi rente van het begrip refinance)
  • Rentemarge naar klant is bijv 2% (Verschil tussen het rentepercentage dat de bank ontvangt van leners en wat spaarders betalen). 
  • De rente die klanten in totaal betalen is 3,5%


Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maatschappelijke geldhoeveelheid
De centrale bank regelt de hoeveelheid geld in een land / gebied.

Al het girale en chartale geld in handen van het publiek (consumenten en bedrijven) heet de maatschappelijke geldhoeveelheid. Als er sprake is van geldschepping, neemt de maatschappelijke geldhoeveelheid toe.


Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Effectieve ondergrens rente
Nominale rente
Daling van inflatie --> inflatie bleef laag. 
Rente lager dan 0%? --> Dat kan --> Betalen voor je spaargeld.
Chartaal geld houden brengt kosten met zich mee. 
Ook banken moeten dan betalen voor hun liquiditeitsoverschot. 

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Risico's van sparen
  • Depositogarantiestelsel
  • Tot € 100.000,- op Europese bank is gegarandeerd
  • Alles daarboven = pech

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wisselkoersen
Ontstaan door vraag en aanbod 

Appreciatie = stijging wisselkoers
Depreciatie = daling wisselkoers 

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Inflatie en wisselkoers
Inflatie in eurozone stijgt --> internationale concurrentiepositie neemt af --> minder vraag naar export uit EU --> vraag naar euro neemt af --> wisselkoers euro daalt. 

Inflatie in eurozone is laag --> internationale concurrentiepositie stijgt--> meer vraag naar export uit EU --> vraag naar euro neemt toe --> wisselkoers euro stijgt. 

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wisselkoers beïnvloed werkgelegenheid
Als de wisselkoers van de euro daalt, worden producten uit het eurogebied goedkoper. De internationale concurrentiepositie stijgt. 
Iemand buiten de EU krijgt voor hetzelfde geld meer producten. 
Met de euro krijg je minder producten buiten de EU. 
De export uit het eurogebied zal stijgen. 
De import zal afnemen. 
--> De extra producten moeten gemaakt worden --> productie stijgt --> vraag naar arbeid stijgt. 

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Trilemma monetair beleid
Een centrale bank moet de volgende keuzes maken:
- wel of geen vrij internationaal kapitaalverkeer
- wel of geen zelfstandig rentebeleid
- een vaste of een zwevende wisselkoers

In het algemeen is het zo dat de bank bij twee van deze drie kan kiezen, maar dat dan de derde al vaststaat.

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het IS MB GA model?
Het IS MB GA model is een economisch model dat gebruikt wordt om de economische conjunctuur te verklaren.

Slide 20 - Tekstslide

Leg kort uit wat het IS MB GA model is.
Bestedingsevenwicht
Er is sprake van evenwicht op de goederenmarkt als de bestedingen gelijk zijn aan het inkomen, dus Y = EV.

De economie komt altijd 
terug in het evenwicht (Y*).
Y= C + I + O

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Evenwicht op de vermogensmarkt
Bij evenwicht op de goederenmarkt is er ook evenwicht op de vermogensmarkt.
Het spaargeld (S) van de gezinnen, wordt gebruikt door de financiële instellingen om uit te lenen aan de bedrijven (voor I) en de overheid (voor overheidstekort).
S = I + (O-B)
kan herschreven worden als: (S-I) = (O - B)

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Multiplier
Als autonome bestedingen of de belastingen stijgen of dalen, heeft dit gevolgen voor de bestedingen (EV) en dus voor het evenwicht op de goederenmarkt. 
Het effect op het inkomen (Y*) is echter groter dan de oorspronkelijke stijging of daling van C0, I0, O0 of B. 
Dit komt door de multiplier

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Veranderingen IS-MB blok
  • Autonome bestedingen: een verandering van de autonome particuliere consumptie (C₀) of autonome particuliere investeringen (I₀).
  • Begrotingsbeleid: een verhoging of verlaging van de overheidsbestedingen (O₀) of belastingen (B₀ of b).
  • Monetair beleid: een verhoging of verlaging van de rente door de centrale bank.

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

GA-LT
Op de lange termijn leiden hogere inflatieverwachtingen tot het opnieuw onderhandelen van contracten en CAO’s waardoor de GA-curve naar links / omhoog verschuift. Het aanbod neemt langzaam weer af bij ieder inflatieniveau.

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opgave maken
Voorbeeldopgave

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies