Modale werkwoorden

1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 21 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

können         müssen         wollen

sollen     dürfen     mögen

möchten           wissen

Maar wat betekenen deze werkwoorden ook alweer? 

Slide 2 - Tekstslide

Ich kann Deutsch sprechen.

Slide 3 - Tekstslide

Lisa mag einen Apfel.
hmmm..lecker!

Slide 4 - Tekstslide

Der Hund darf hier spielen.

Slide 5 - Tekstslide

Möchten Sie etwas essen?

Slide 6 - Tekstslide

 Möchten is officieel geen modalverb. 
Maar het is een wat vriendelijkere vorm van 'willen'

Slide 7 - Tekstslide

Paul will zu Lisa gehen.

Slide 8 - Tekstslide

Die Schüler wissen die Antwort.

Slide 9 - Tekstslide

WISSEN

Het werkwoord wissen is officieel geen Modalverb. 
Maar het wordt wel op dezelfde manier vervoegd.

Slide 10 - Tekstslide

Pia muss dringend zur Toilette.

Slide 11 - Tekstslide

"Du sollst deine Zähne putzen!"

Slide 12 - Tekstslide

müssen + sollen

Zoals je net hebt gezien, 
worden müssen en sollen   allebei als moeten vertaald. 

Maar wat is het verschil? 

 

Slide 13 - Tekstslide

müssen (=moeten)
sollen  (=moeten)

Slide 14 - Tekstslide

VERSCHIL  müssen + sollen


müssen = moeten  => omdat het niet anders kan => noodzaak!

sollen      = moeten  => omdat iemand anders het wil  

Slide 15 - Tekstslide

Bekijk nog eens een keer de vervoegingen.
Wat valt je op?

Slide 16 - Tekstslide

Bestudeer deze vervoegingen.
Wat valt je op?
wat valt je op??

Slide 17 - Tekstslide

 LET OP :
* Bij het werkwoord möchten 
    is er GÉÉN 
    klinkerverandering! 

* ich  +  er/sie/es krijgen WÉL  
   een uitgang!
   Deze uitgang is hetzelfde!

Slide 18 - Tekstslide

Samengevat:
              
  • können    =   kunnen                  
  • dürfen     =   mogen:toesteming hebben
  • mögen     =   leuk/ lekker vinden, houden van 
  • wollen      =   willen    
  •  müssen  =   moeten
  • sollen      =   moeten 
  • wissen = weten
  • möchten = zou graag willen

Slide 19 - Tekstslide

Samengevat:
Je weet nu het  betekenisverschil tussen müssen en sollen:
 
  • müssen = moeten (noodzaak)
  • sollen = moeten (wil van iemand anders)

Slide 20 - Tekstslide

Übung 
Pak een  blaadje en maak deze oefening. Zet het werkwood in de juiste vorm (bij wij &zij is het makkelijk, want...... :-))

1.  Müssen         ____________   wir nach Hause gehen?
2. Wissen          ____________   Sie, wo ich das Licht finde? 
3. Wollen           ____________   sie den Lift nicht benutzen?
4. Wissen          ____________    Lisa schon, dass sie das Haus verkaufen wollen? 
5. Wollen            ____________     du vielleicht die Tür aufmachen?
6. Müssen          Ich _____________   mein Zimmer sauber machen.
7.  Sollen             Du _____________   die Heizung mal etwas höher stellen.
8. Sollen              Warum _____________  ich immer die Waschmaschine anmachen?



Slide 21 - Tekstslide