Thema 5 Ecologie B3 Ecosystemen

Thema 5  Ecologie


B3
Ecosystemen
blz. 113
1 / 55
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

In deze les zitten 55 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Thema 5  Ecologie


B3
Ecosystemen
blz. 113

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Goede  antwoord: competitie

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen B3
  • Je kunt de voedselrelaties en de informatienetwerken binnen een ecosysteem beschrijven.
  • Je kunt de energiestroom door een ecosysteem beschrijven.


Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voedselrelaties
Planten beschermen zichzelf tegen vraat, vaak met signaalstoffen
Dit zijn chemische verbindingen die informatie overdragen. 

Bijvoorbeeld: schermacacia's maken signaalstof bij vraat, waardoor andere acacia's gif maken. 

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voedselrelaties
  • Voedselketen geeft voedselrelaties in ecosysteem weer. 
  • Elke populatie is een voedselbron voor de volgende populatie. 
  • Pijlen geven energiestroom weer. 

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voedselrelaties
Voedselweb: het geheel van voedselrelaties in een levensgemeenschap. 

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Samenvattend

Producenten en consumenten laat men zien in een voedselketen of voedselweb, reducenten niet. De pijlen geven aan in welke richting voedsel (of energie) wordt doorgegeven.

Reducenten zijn wel erg belangrijk voor het afbreken van organische stoffen in anorganische stoffen, zodat planten die weer op kunnen nemen en de kringloop compleet is.


Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Afvaleters breken de organische stoffen van dode organismen af naar kleinere stoffen, soms ziet men die terug in een web.

Een andere naam voor afvaleters is detritivoren. De resten die detritivoren achterlaten, worden verder afgebroken door reducenten.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Assimilatie vs dissimilatie
Assimilatie: opbouw van organische moleculen uit kleinere moleculen.
Dissimilatie: afbraak van organische moleculen.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Assimilatie vs dissimilatie
  • Koolstofassimilatie: producenten vormen mbv. fotosynthese glucose uit anorganische stoffen (CO2 en H2O).
  • Dit proces kost energie (licht). 

  • Deze organismen zijn foto-autotroof. 

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Assimilatie vs dissimilatie
  • Chemosynthese: sommige bacteriën halen energie uit anorganische stoffen door middel van oxidatie (overdracht van elektronen).

  • Deze organismen zijn chemo-autotroof. 

  • Alleen bacteriën kunnen dus chemo-autotroof zijn!

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Assimilatie vs dissimilatie
Voortgezette assimilatie: vorming van koolhydraten, eiwitten, vetten en DNA uit glucose.

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Assimilatie vs dissimilatie
Dissimilatie: afbraak van organische moleculen. 
Hier komt veel energie bij vrij. 

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bevinden zich daarom in de tweede en daaropvolgende schakels van voedselketens. 

Slide 18 - Tekstslide

Heterotrofe organismen zijn niet in staat organische stoffen te vormen uit alleen anorganische stoffen. De meeste bacteriën, schimmels en dieren zijn heterotroof. Dit zijn de consumenten. Zij moeten voor de opbouw van hun cellen organische stoffen uit hun voedsel opnemen en bevinden zich daardoor in de tweede en alle volgende schakels van voedselketens.
Trofische niveaus, ordes van consumenten

Slide 19 - Tekstslide

In de tweede schakel vind je de consumenten van de eerste orde, in de derde schakel de consumenten van de tweede orde, enzovoort (zie afbeelding 28). Consumenten van de eerste orde zijn herbivoren (planteneters). Omnivoren (alleseters) zijn te vinden bij de consumenten van de eerste tot de hoogste orde. Carnivoren (diereneters) tref je aan vanaf de tweede orde.
Trofische niveaus, ordes van consumenten
  • Trofisch niveau: elke schakel in een voedselketen.
  • Eerste trofische niveau = autotrofe organismen (planten). 
  • Herbivoren (planteneters): consumenten van de eerste orde.
  • Omnivoren (alleseters): consumenten van de eerste tot de hoogste orde. 
  • Carnivoren (diereneters): vanaf de tweede orde. 

Slide 20 - Tekstslide

In de tweede schakel vind je de consumenten van de eerste orde, in de derde schakel de consumenten van de tweede orde, enzovoort (zie afbeelding 28). Consumenten van de eerste orde zijn herbivoren (planteneters). Omnivoren (alleseters) zijn te vinden bij de consumenten van de eerste tot de hoogste orde. Carnivoren (diereneters) tref je aan vanaf de tweede orde.

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag
Maak het werkblad en kijk deze daarna zelfstandig na
Maak daarna opgaven 32 t/m 36

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke organismen kunnen producent zijn?
A
Planten
B
Dieren
C
Bacteriën en schimmels
D
Planten en sommige bacteriën en archaea

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke organismen kunnen consument zijn? (meerdere antwoorden juist)
A
Planten
B
Dieren
C
Schimmels
D
Bacteriën

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke organismen kunnen reducent zijn? (meerdere antwoorden juist)
A
Planten
B
Dieren
C
Schimmels
D
Bacteriën

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Horen afvaleters bij producenten, consumenten of reducenten?
A
producenten
B
consumenten
C
reducenten

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer planten en dieren sterven zonder te worden opgegeten, worden de organische stoffen afgebroken door...
A
consumenten
B
eurocenten
C
reducenten
D
producenten

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke schakel bestaat uit heterotrofe organismen?
A
Producenten
B
Consument 2e en 3e orde
C
Alle consumenten
D
Alle producenten en consumenten

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In welke schakel vindt fotosynthese (=koolstofassimilatie) plaats?
A
Alleen producenten
B
Alleen consumenten
C
Zowel producenten en consumenten
D
Niet in producenten of consumenten

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Neemt de hoeveelheid biomassa in elke volgende schakel toe of af?
A
Neemt toe
B
Neemt af

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In de vorige dia zag je een voedselketen? Wat was het voedsel voor de toppredator?
A
Konijn
B
Groene kikker
C
Vuursalamander
D
Zandhagedis

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekenen de pijlen in een voedselketen?
A
wordt gegeten door
B
organische stof
C
energie
D
alle bovengenoemden

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welk organisme is een producent? (meerdere opties mogelijk)
A
Zoöplankton
B
Fytoplankton
C
Een eik
D
Eikenprocessierups

Slide 36 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Dode resten van organismen worden gegeten door detrivoren (afvaleters) en deze zijn net als andere dieren dus consumenten.
A
Fout
B
Goed

Slide 37 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Piramiden
  • Deel van biomassa (chemische energie) wordt doorgegeven aan volgend trofisch niveau. 
  • Zo ontstaat een energiestroom door het ecosysteem (zie volgende slide). 
  • Bruto primaire productie (BPP): alle biomassa die in een ecosysteem door producenten wordt gevormd. 
  • Netto primaire productie (NPP): de biomassa die producenten gebruiken voor het vormen van nieuwe weefsels.
  • Productiviteit: hoeveelheid energie die wordt vastgelegd in organische stoffen. (deel van de opgenomen energie). 

Zie Binas tabel 93

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Piramiden

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Per trofisch niveau is er energieverlies (90%) door dissimilatie en uitwerpselen. 

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Energiestroomschema producent - Binas 93A2

Slide 43 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Energiestroomschema consument - Binas 93A2

Slide 44 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 45 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

0

Slide 46 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 47 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 48 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag
Maak opgaven 32, 33, 34, 35, 37, 41

Slide 49 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 50 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welk antwoord was juist (vorige dia)
A
Antwoord A
B
Antwoord B
C
Antwoord C
D
Antwoord D

Slide 51 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een ecosysteem?
A
Alle abiotische factoren samen
B
Alle relaties tussen organismen en hun milieu
C
A en B
D
Een bepaald gebied, waarin de biotische en abiotische factoren een eenheid vormen

Slide 52 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat stelt 4 voor?
A
Aerobe dissimilatie
B
Anaerobe dissimilatie
C
Dode resten dieren
D
Voortgezette assimilatie

Slide 53 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat stelt 6 voor?
A
Fotosynthese
B
Aerobe dissimilatie
C
Anaerobe dissimilatie
D
Dode planten

Slide 54 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat stelt 10 voor?
A
Reducenten
B
Aerobe dissimilatie
C
Anaerobe dissimilatie
D
Resten van dode planten

Slide 55 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies