Paragraaf 7.3 Welvaart voor iedereen?

1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Welkom 2TL
Jas en oortjes uit

Spullen op tafel:
- Boek
- Schrift
- Rekenmachine
- Pen

Planning vandaag:
- Herhaling 7.2
- Uitleg 7.3
- Opdrachten maken 7.3

*LessonUp's in ELO

Slide 5 - Tekstslide

Check 7.2 ✅
  • Wat doet de Europese Unie?
  • Hoe beschermen we onze handel?
  • Waarom is vrijhandel belangrijk voor ons?
  • Noem een voorbeeld van maatregel die ervoor zorgt dat bedrijven in de EU wordt beschermd tegen buitenlandse bedrijven?
  • Welke voordeel heeft de euro?

Slide 6 - Tekstslide

Paragraaf 7.3
Welvaart voor iedereen?

Slide 7 - Tekstslide

Leerdoelen van vandaag
Na deze les weet/kun je:
  • Wat kenmerken van ontwikkelingslanden zijn
  • Hoe je de welvaart van landen kunt vergelijken
  • Hoe je het inkomen per hoofd van de bevolking berekent
  • Wat een vicieuze cirkel is









        Slide 8 - Tekstslide

        Leerdoel 1
        Kenmerken ontwikkelingsland 

        Slide 9 - Tekstslide

        Kenmerken ontwikkelingslanden
        Ontwikkelingslanden: Landen waar veel armoede, slechte gezondheidszorg en weinig onderwijs is. 

        - Ondervoeding
        - Hoge kindersterfte 
        - Analfabetisme
        - Kinderarbeid





        Slide 10 - Tekstslide

        Leerdoel 2
        Welvaart vergelijken
        &
        Inkomen per hoofd berekenen

        Slide 11 - Tekstslide

        Welvaart
        Een land heeft veel welvaart als de inwoners in veel behoeften kunnen voorzien

        Behoeften: Is het nodig hebben of het verlangen naar een betere situatie

        Slide 12 - Tekstslide

        Inkomen per hoofd
        Nationaal inkomen: Alles wat de inwoners van een land samen verdienen



        *Dit zegt niks over de welvaart van het land, want landen zijn niet even groot.

        *Daarom kijken economen naar het inkomen per hoofd van de bevolking
        Dat is het gemiddelde inkomen per inwoner

        Slide 13 - Tekstslide

        Rekenen
        Inkomen per hoofd = nationaal inkomen : aantal inwoners

        Voorbeeld:
        Het nationaal inkomen van Duitsland is €3.133 miljard. Er zijn 82 miljoen inwoners. 

        Hoeveel is het inkomen per hoofd van de bevolking?

        Slide 14 - Tekstslide

        Antwoord
        Het nationaal inkomen van Duitsland is € 3.133 miljard. Er zijn 82 miljoen inwoners. Hoeveel is het inkomen per hoofd van de bevolking?

        • € 3.133 miljard x 1.000 = 3.133.000 miljoen
        • € 3.133.000 miljoen ÷ 82 miljoen = € 38.207

        Slide 15 - Tekstslide

        Leerdoel 3
        Vicieuze cirkel

        Slide 16 - Tekstslide

        Vicieuze cirkel
        Veel mensen in ontwikkelingslanden zitten in een vicieuze cirkel. 
        Dat betekent dat de oorzaak van het ene probleem weer het gevolg is van een ander probleem.

        Slide 17 - Tekstslide

        Check 7.3 ✅
        • Wat zijn de kenmerken van een ontwikkelingsland?
        • Hoe kun je de welvaart van landen vergelijken?
        • Hoe bereken je het inkomen per hoofd?
        • Wat is een vicieuze cirkel?

        Slide 18 - Tekstslide

        Aan de slag met 7.3
        ✍🏼 Wat ? Maak de opdrachten op blz. 224
        2, 4, 7, 8, 10, 12, 14



        👫🏽 Hulp? Vraag je klasgenoot
        🗣️ Graag rustig praten


        Vragen?
        Steek je hand op, ik kom eraan!

        Slide 19 - Tekstslide

        Extra uitleg

        Slide 20 - Tekstslide

        Slide 21 - Video

        Extra oefenopdrachten

        Slide 22 - Tekstslide

        Welke formule is juist?
        A
        deel : geheel x 100
        B
        deel : geheel : 100
        C
        deel x geheel x 100
        D
        deel x geheel : 100

        Slide 23 - Quizvraag

        Kies in de volgende tekst telkens de juiste woorden:
        Met invoerrechten maakt de overheid de ...1... (import/export) van buitenlandse goederen ...2... (goedkoper/duurder). 
        ...1...
        ...2...
        import
        export
        goedkoper
        duurder

        Slide 24 - Sleepvraag

        Door invoerrechten kopen consumenten ...1... (meer/minder) producten uit ons eigen land. Dat is ...2... (wel/niet) goed voor de werkgelegenheid in Nederland.


        ...1...
        ...2...
        meer
        minder
        wel
        niet

        Slide 25 - Sleepvraag

        Wat zijn invoerrechten?
        A
        Belasting op importproducten
        B
        Subsidie op importproducten
        C
        Recht om producten in te voeren

        Slide 26 - Quizvraag

        Hoeveel miljoen is € 456 miljard?
        A
        € 0,456 miljoen
        B
        € 4,56 miljoen
        C
        € 456.000 miljoen
        D
        € 456.000.000 miljoen

        Slide 27 - Quizvraag

        Juist of onjuist?
        Binnen de EU is er sprake van protectie.
        A
        Juist
        B
        Onjuist

        Slide 28 - Quizvraag

        Juist of onjuist?
        Door vrijhandel wordt het goedkoper om producten te importeren.

        A
        Juist
        B
        Onjuist

        Slide 29 - Quizvraag

        Als de wisselkoers van de euro daalt,
        is het voor ons .... om te importeren.
        A
        goedkoper
        B
        duurder

        Slide 30 - Quizvraag

        Als de wisselkoers van de euro stijgt, dan worden onze producten duurder voor het buitenland.
        A
        Juist
        B
        Onjuist

        Slide 31 - Quizvraag

        Als de wisselkoers van de € stijgt,
        dan ...
        A
        wordt de € duurder
        B
        wordt de € goedkoper

        Slide 32 - Quizvraag

        Bij een open economie
        is er sprake van ...
        A
        weinig import en weinig export
        B
        weinig import en veel export
        C
        veel import en weinig export
        D
        veel import en veel export

        Slide 33 - Quizvraag


        Goederen importeren en daarna meteen weer exporteren, noemen we ...
        A
        wederverkoop
        B
        wederuitvoer
        C
        doorverkoop
        D
        open uitvoer

        Slide 34 - Quizvraag


        Wat is een reden om te exporteren?
        A
        Geen grondstoffen aanwezig in NL
        B
        Goedkoper gemaakt in het buitenland
        C
        Ongeschikt klimaat in NL
        D
        Geld verdienen

        Slide 35 - Quizvraag

        Juist of onjuist?
        Door import gaat er een geldstroom naar het buitenland.
        A
        Juist
        B
        Onjuist

        Slide 36 - Quizvraag

        Wat is GEEN kenmerk van een ontwikkelingsland?
        A
        Slechte gezondheidszorg
        B
        Goede infrastructuur
        C
        Kinderarbeid
        D
        Slecht onderwijs

        Slide 37 - Quizvraag

        Als de wisselkoers van de € stijgt,
        dan ...
        A
        wordt de € duurder
        B
        wordt de € goedkoper

        Slide 38 - Quizvraag