ser - estar - hay

1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Hay/ser/estar (zijn)
Bij 'zijn' altijd de top 3 volgen:

1. Hay (staat er letterlijk 'er is' of 'er zijn' in de zin?)

2. Estar (kun je 'zijn' vervangen door 'zich bevinden'?)

3. Ser (in de overige gevallen). 

Let op: je kunt je ook in een tijdelijke emotionele staat bevinden. Bijv. verdrietig, boos, verliefd etc. Ook dan gebruik je 'estar'.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

1.  SER/ESTAR/HAY

Slide 5 - Tekstslide

¿Hay, Ser o Estar?
"En el bosque no ....... casas".
A
están
B
son
C
hay
D
estar

Slide 6 - Quizvraag

¿Hay, estar o ser?
"El instituto ..........a la izquierda de la piscina".
A
hay
B
es
C
está
D
están

Slide 7 - Quizvraag

Kies hay, ser of estar:
"_________ muchas bicicletas en Holanda".

Slide 8 - Open vraag

¿Hay, estar o ser?

La casa ........ muy bonita
A
hay
B
es
C
está
D
eres

Slide 9 - Quizvraag

Kies hay, ser of estar:
Brenda y yo ___________ amigas.

Slide 10 - Open vraag

Kies uit hay/estar/ser

Isabella y yo ............ en la calle.
A
hay
B
estamos
C
estáis
D
sois

Slide 11 - Quizvraag

Hay, ser of estar?

Mi padre ....... en la cocina.
A
hay
B
está
C
es

Slide 12 - Quizvraag

Kies hay, ser of estar:
Mis padres __________ en Rotterdam.

Slide 13 - Open vraag