Les op dinsdag 9 februari Poëzie

VT verplaatst
En toen werd de VT Poëzie verplaatst:
van 12 februari naar  vrijdag 19 februari
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

VT verplaatst
En toen werd de VT Poëzie verplaatst:
van 12 februari naar  vrijdag 19 februari

Slide 1 - Tekstslide

Huiswerk vandaag:
Herhaal van de begrippenlijst: Stijlfiguren en Beeldspraak
Maak een start met het oefenblad
Bestudeer: blz. 46 t/m 48
Maak van blz. 46: opdr. 2
Maak van blz. 48: opdr. 13

Slide 2 - Tekstslide

Exam.net
Zie mail vorige week van meneer Nijsink
Heb je de oefentoets op Exam.net ingeleverd?

Slide 3 - Tekstslide

Waar gaat de VT over?
Begrippenlijst
NN Literatuur: blz. 36 t/m 51
Blz. 41 is NIET belangrijk
Je hoeft geen informatie over dichters te weten

Slide 4 - Tekstslide

Op dit moment nog vragen?

Slide 5 - Open vraag

Neem voor je: blz. 46, opdr. 2:
Wat zijn de twee personificaties? (Beeldspraak)

Toelichting:
Een personificatie is een vorm van beeldspraak waarbij menselijke eigenschappen worden toegekend aan iets wat niet menselijk is. 


Slide 6 - Tekstslide

Neem voor je: blz. 46, opdr. 2:
• vrolijk gluurt (de dag)
• hoog op zijn tenen staand

Een dag kan niet vrolijk gluren en op zijn tenen staan; dat kunnen alleen mensen.

Slide 7 - Tekstslide

Blz. 48, opdr 13:
Zie de Begrippenlijst:
Er is rijm naar KLANK:
Volrijm
Halfrijm:
                     - Klinkerrijm of assonantie
                     - Medeklinkerrijm
                     - Alliteratie

Slide 8 - Tekstslide

Er is ook rijm naar PLAATS:
Eindrijm:                                                                          loop

                                                                                              koop
Middenrijm:                    loop
                                              koop
Binnenrijm                       loop                 koop
Overlooprijm                                                                 loop
                              koop







Slide 9 - Tekstslide

Blz. 48, tekst 2, zoek op:
Regel 3 en 4: volrijm: 
Regel 1: klinkerrijm (halfrijm): 
Regel 3 en 4: klinkerrijm:
Regel 7: alliteratie: 
Regel 9: klinkerrijm: 
Regel 10: alliteratie: 
Regel 11: alliteratie: 

Slide 10 - Tekstslide

Voorbeelden:
Regel 3 en 4: volrijm: vaag........Den Haag
Regel 1: klinkerrijm (halfrijm):  vandaag....vraagt
Regel 3 en 4: klinkerrijm: vandaag....vaag....Den Haag
Regel 7: alliteratie: ver....van
Regel 9: klinkerrijm: bestek en her en der
Regel 10: alliteratie: zij zoekt
Regel 11: alliteratie: haar herkomst......haar

Slide 11 - Tekstslide

Welke dichtvormen ken je nu zoal?

Slide 12 - Woordweb

Welke dichtvormen ken je?
Haiku
Kwatrijn
Limerick
Sonnet

Slide 13 - Tekstslide

Meestal ziet een sonnet er zo uit:
Kwatrijn
Kwatrijn
Terzet
Terzet

Slide 14 - Tekstslide

De wending van dit sonnet zit tussen:
A
het 1e en 2e kwatrijn
B
het 2e kwatrijn en het 1e terzet
C
het 1e en het 2e terzet

Slide 15 - Quizvraag

Een sonnet kan er ook zo uitzien:
kwatrijn
kwatrijn
kwatrijn
distichon

Slide 16 - Tekstslide

Waar zit bij dit sonnet de wending?
A
tussen het 1e en 2e kwatrijn
B
tussen het 2e en 3e kwatrijn
C
tussen het 3e kwatrijn en de distichon

Slide 17 - Quizvraag

Benoem de strofebouw van het volgende gedicht en geef het rijmschema:

Slide 18 - Tekstslide


Mijn trein gaat ogenschijnlijk rijden,
want spoorwagon na spoorwagon
links op een parallel perron
zie ik langs mijn coupéruit glijden.

Maar dan verbreedt de horizon
en blijkt dat ik mij liet misleiden:
De trein is weg ter linkerzijde
en ik sta nog op het station.



Zo worden wij wel meer bedrogen:
Wij zijn op reis, zo menen wij
en maken voortgang zienderogen,

doch richten wij de blik opzij
dan staan wij stil en onbewogen.
Het leven gaat aan ons voorbij.

Slide 19 - Tekstslide

Strofebouw:
Kwatrijn
Kwatrijn
Terzet
Terzet

Slide 20 - Tekstslide

Rijmschema: (let op de eindklanken)
Strofe 1: abba
Strofe 2: baab
Strofe 3: cdc
Strofe 4: dcd

Slide 21 - Tekstslide

Benoem het rijmschema:
Strofe 1: abba
Strofe 2: baab
Strofe 3: cdc
Strofe 4: dcd

Slide 22 - Tekstslide

Benoem het rijmschema:
Strofe 1: abba   = omarmend rijm
Strofe 2: baab   = omarmend rijm
Strofe 3: cdc      = gekruist
Strofe 4: dcd      = gekruist

Slide 23 - Tekstslide

Een haiku bestaat uit .....dichtregels
A
2
B
3
C
4
D
5

Slide 24 - Quizvraag

Het rijmschema van een limerick is meestal
A
ababa
B
aabbb
C
aabaa
D
aabba

Slide 25 - Quizvraag

Hoe heet onderstaande dichtvorm?

Toen scheidde ons het Leven.
Thans scheidt ons de Dood.
Gij rust. Ik word gedreven.
Langs wroeging, vreugde en nood.

A
een distichon
B
een haiku
C
een limerick
D
een kwatrijn

Slide 26 - Quizvraag

Bij de volgende woorden:
'bewegen leven'
is sprake van:
A
klinkerrijm
B
medeklinkerrijm
C
alliteratie

Slide 27 - Quizvraag

Bij de volgende woorden:
'vergulde geesten'
is sprake van:
A
klinkerrijm
B
medeklinkerrijm
C
alliteratie

Slide 28 - Quizvraag

Geef de metonymia aan:
Op zulke dagen wil ik wel eens een glaasje drinken.
A
Op zulke dagen
B
wel eens
C
een glaasje

Slide 29 - Quizvraag

Geef de metafoor aan:
Met carnaval had ik iedere ochtend een spijker in mijn kop.
A
Met carnaval had ik
B
iedere ochtend
C
een spijker in mijn kop

Slide 30 - Quizvraag

In de volgende dia typen jullie zelf de metafoor

Slide 31 - Tekstslide

Moeder sust haar kleine kabouter in slaap.

Slide 32 - Woordweb

Een metafoor:

kleine kabouter: het beeld wordt genoemd, 
niet het object: het kleine kind.

Slide 33 - Tekstslide

Met zoete woordjes suste de moeder haar kleine kabouter in slaap.
'Met zoete woordjes' is een:
A
metafoor
B
metonymia
C
personificatie
D
synesthesie

Slide 34 - Quizvraag

De tijd heelt alle wonden
A
metafoor
B
metonymia
C
personificatie
D
synesthesie

Slide 35 - Quizvraag

Ga aan de slag met het oefenblad
Tot morgen!

Slide 36 - Tekstslide