bijzonder dinosaurusje

Wat is dit?
1 / 15
volgende
Slide 1: Open vraag
Biologie

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

Wat is dit?

Slide 1 - Open vraag

Slide 2 - Tekstslide

1. een Microraptor is een dinosaurus die kan vleigen.
2. een microsaurus is een dinosaurus die zowel vlees als vis eet
A
beiden zijn waar
B
allen bewering 1 is waar
C
alleen bewering 2 is waar
D
geen van beiden zijn waar

Slide 3 - Quizvraag

Wat weet je van een Microsaurus?

Slide 4 - Open vraag

Microraptor

Slide 5 - Woordweb

Om welke reden was de Microraptor niet bijzonder voor
onderzoekers?
A
Hij kan vliegen met dubbele vleugels
B
Hij is als fossiel in China gevonden
C
Hij heeft een gebit waarmee hij zowel vis als vlees kan vangen en opeten
D
Hij kan vliegen zonder veren op zijn vleugels.

Slide 6 - Quizvraag

Lees: In China...een Microraptor. (r. 3 t/m 5)
Wat kan de schrijver niet schrijven in plaats van: recent?
A
laatst
B
kortgeleden
C
heel lang geleden
D
niet zo lang geleden

Slide 7 - Quizvraag

Lees: Fossielen zijn...en planten. (r. 5, 6)
Hoe had de schrijver deze zin ook kunnen schrijven?
A
Fossielen vind je alleen in China.
B
Fossielen zijn dieren- en plantenresten die bewaard zijn gebleven.
C
Fossielen zijn resten van bewaard gebleven dinosauriërs.
D
Fossielen zijn bewaard gebleven visresten.

Slide 8 - Quizvraag

Wat was een verrassende vondst in de maag van de
Microraptor?
A
Resten van planten
B
Resten van zoogdieren
C
Resten van vogels
D
Resten van vissen

Slide 9 - Quizvraag

Lees: Maar wat...waren visresten. (r. 16, 17)
Naar wie of wat verwijst: daar?
A
De maag van het fossiel
B
Kleine zoogdieren
C
Planten
D
China

Slide 10 - Quizvraag

Lees: Om deze...kunnen vliegen? (r. 18, 19)
In welke alinea wordt deze vraag beantwoord?

A
In de tweede alinea
B
In de derde alinea
C
In de vierde alinea
D
In de tweede alinea

Slide 11 - Quizvraag

Lees: Ze dachten:...kan niet. (r. 21, 22)
Deze zin klopt niet.
Hoe kan de schrijver deze zin verbeteren?
A
Door de dubbele punt te vervangen door een komma
B
Door het woord ‘met’ weg te halen
C
Door een komma te zetten achter ‘zonder’
D
Niet, de zin is goed zo

Slide 12 - Quizvraag

Lees de tweede alinea.
Wat doet de schrijver met de woorden in de tweede
alinea: Dat zit zo: (r. 25)?
A
De schrijver geeft een samenvatting.
B
De schrijver trekt een conclusie.
C
De schrijver gaat uitleg geven.
D
De schrijver geeft een waarschuwing.

Slide 13 - Quizvraag

Lees: Tanden zonder...laten glijden. (r. 33 t/m 36)
In deze zin staat iets dubbelop.
Welk woord is overbodig en moet de schrijver weghalen?

A
glad (r. 34)
B
laten (r. 36)
C
vlug (r. 35)
D
gevangen (r. 35)

Slide 14 - Quizvraag

Slide 15 - Kaart