10.1

Gezondheid
Je leert hoe de processen in je lichaam geregeld worden.
Je leert hoe je huid jou beschermt en op temperatuur houdt.
Je leert hoe je ziek kunt worden en weer beter kunt worden.
Je leert hoe je gezond blijft.

1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Gezondheid
Je leert hoe de processen in je lichaam geregeld worden.
Je leert hoe je huid jou beschermt en op temperatuur houdt.
Je leert hoe je ziek kunt worden en weer beter kunt worden.
Je leert hoe je gezond blijft.

Slide 1 - Tekstslide

Gezondheid

Slide 2 - Woordweb

Goed geregeld
Je leert hoe processen in je lichaam geregeld worden.
Je leert hoe je lichaam constant blijft.
Je leert hoe je glucose op peil blijft.
Je leert hoe je uitscheidingsstelsel werkt.

Slide 3 - Tekstslide

Goed geregeld
Je lichaam is de hele dag (24u) bezig de volgende stoffen in je bloed constant te houden:
  • Glucose 
  • Zuurstof en CO2  
  • Afvalstoffen  
  • Zouten en water 

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Opslag 
  • Het lichaam slaat nuttige stoffen op voor later.
  • Niet alle stoffen kunnen worden opgeslagen. 
  • Sommige stoffen worden omgezet in andere stoffen om ze te kunnen opslaan.
  • Denk hierbij aan glucose naar glycogeen.
  • Eiwitten kunnen door het lichaam niet worden opgeslagen. 

Slide 6 - Tekstslide

Uitscheiding door de longen

Slide 7 - Tekstslide

Uitscheiding door de lever

Slide 8 - Tekstslide

Uitscheiding door de nieren

Slide 9 - Tekstslide

Op welke plaats komt zuurstof in je bloed
A
letter A
B
letter B
C
letter D
D
letter G

Slide 10 - Quizvraag

Welke 2 stoffen geeft het bloed aan de spieren om goed te kunnen werken?
A
zuurstof en water
B
zuurstof en glucose
C
water en glucose
D
glucose en CO2

Slide 11 - Quizvraag

Op welke 3 plaatsen gaat water het bloed en je lichaam uit ?(uitscheiding)
A
letters C, D en F
B
letters A, D en F
C
letters D, E en F
D
letters D, F en G

Slide 12 - Quizvraag

Met welke twee letters wordt het proces VERBRANDING aangegeven?
A
letters A en G
B
letters B en C
C
letters B en G
D
letters A en C

Slide 13 - Quizvraag

Sander heeft thuis goed gegeten. Daarna schaatst hij een wedstrijd. Onder het schaatsen eet hij niet.
Wat gebeurt er tijdens het schaatsen?

A
De hoeveelheid glucose in het bloed wordt hoger, daarom wordt glucose omgezet in glycogeen.
B
De hoeveelheid glucose in het bloed wordt hoger, daarom wordt glycogeen omgezet in glucose.
C
De hoeveelheid glucose in het bloed wordt lager, daarom wordt glucose omgezet in glycogeen.
D
De hoeveelheid glucose in het bloed wordt lager, daarom wordt glycogeen omgezet in glucose.

Slide 14 - Quizvraag

Dion heeft net flink veel gegeten en direct daarna gaat hij op de bank tv liggen kijken.
Wat gebeurt er tijdens het tv kijken?

A
Glucose in het bloed wordt hoger en er wordt glucose omgezet in glycogeen en opgeslagen in lever en spieren
B
Glucose in het bloed wordt hoger en er wordt glycogeen omgezet in glucose en opgeslagen in lever en spieren
C
De hoeveelheid glucose in het bloed wordt lager, daarom wordt glucose omgezet in glycogeen.
D
De hoeveelheid glucose in het bloed wordt lager, daarom wordt glycogeen omgezet in glucose.

Slide 15 - Quizvraag

Hoe krijgen de nieren
zuurstofrijk bloed?
A
Door de nierader
B
Door de poortader
C
Door de nierslagader
D
Door de onderste holle ader

Slide 16 - Quizvraag

Je nieren halen verschillende soorten afvalstoffen uit het bloed welke?
A
Oude rode bloedcellen,CO2 en water
B
giftige stoffen, water, zouten, kleurstoffen
C
giftige stoffen. medicijnen
D
water en zouten

Slide 17 - Quizvraag

Waar stroomt het schoonste bloed?
A
Door de nierader
B
Door de door de aorta
C
Door de nierslagader
D
Door de onderste holle ader

Slide 18 - Quizvraag


Waar wordt urine tijdelijk opgeslagen?
A
nierader
B
urineleider
C
urineblaas
D
urineleider

Slide 19 - Quizvraag

via welke route verlaat urine ons lichaam?
A
nieren- urinebuis – urineblaas – urineleider 
B
urineblaas - urinebuis – urineleider – nieren
C
nieren-urineleider-urineblaas-urinebuis
D
urineleider –nieren- urineblaas-urinebuis

Slide 20 - Quizvraag