2024_02_29 2.7 Ned

Het bijvoeglijk naamwoord
Programma
2.7 bijvoeglijk naamwoord

Log in via lessonup.app

1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Het bijvoeglijk naamwoord
Programma
2.7 bijvoeglijk naamwoord

Log in via lessonup.app

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat weten jullie al over het bijvoeglijk naamwoord?

Slide 2 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen
  • Aan het einde van de les weet je wat een bijvoeglijk naamwoord is;
  •  Aan het einde van de les weet je wat een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord is;
  • Aan het einde van de les weet je hoe je een bijvoeglijk naamwoord moet spellen.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het bijvoeglijk naamwoord (bn)
  • Een bijvoeglijk naamwoord vertelt iets over een mens, dier, plant, ding of naam. Over een zelfstandig naamwoord dus.

Voorbeelden:
  • De blauwe trui.
  • De aardige vrouw.
  • De houten trap.

Slide 4 - Tekstslide

Wat is ook alweer een zelfstandig naamwoord? --> Een zelfstandig naamwoord is een woord voor een mens, dier, plant of ding. Je kunt meestal een lidwoord (de, het of een) voor het zelfstandig naamwoord zetten.
Schrijf in 1 minuut zoveel mogelijk bijvoeglijke naamwoorden op. GO!!!
timer
1:00
timer
1:00
timer
1:00

Slide 5 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies


Oefenen




Wat is het bijvoeglijk naamwoord?

  1. De aangeharkte tuin lag er prima bij.
  2. De lachende meisjes liepen naar het zwembad.
  3. Het mooie schot van Lieke Martens was fantastisch.
  4. Maar die gewonnen penalty van Ronaldo was minder.
  5. De gouden trofee staat op haar nachtkastje.
  6. Een geknakt takje lag naast de vaas.
  7. Het warme land was niet ver weg meer.
  8. De vrolijke honden zagen er schattig uit.



Slide 6 - Tekstslide

1. Aangeharkte 
2. Lachende
3. Mooie, fantastisch
4. Gewonnen, minder
5. Gouden
6. Geknakt
7. Warme
8. Vrolijke

De docent onderstreept de woorden.

Eigenschappen bijvoeglijke naamwoorden 

  • Een bijvoeglijk naamwoord staat vaak direct voor een zelfstandig naamwoord.
  • De gelukkige jongen, warme zomers, een grappig kind 
  • Soms staat het bijvoeglijk naamwoord achter het zelfstandig naamwoord:
  • De bal is rond, de huizen zijn nieuw en groot

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Eigenschappen bijvoeglijke naamwoorden 
  • Een bijvoeglijk naamwoord kent trappen van vergelijking: duur-duurder-duurst, gaaf-gaver-gaafst

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een bijvoeglijk naamwoord?
A
Dit woord zegt iets over een werkwoord.
B
Dit woord zegt iets over een voorzetsel.
C
Dit woord zegt iets over een zelfstandig naamwoord.
D
Dit woord zegt iets over een lidwoord.

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is in deze zin het bijvoeglijk naamwoord?
''Dian schreef een keurige mail.''
A
schreef
B
een
C
keurige
D
Dian

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is in deze zin het bijvoeglijk naamwoord?
''Het huis is schitterend.''
A
huis
B
Het
C
is
D
schitterend

Slide 11 - Quizvraag

Het bijvoeglijk naamwoord staat achter het zelfstandig naamwoord!
Het stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
  • Een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord vertelt je van welk materiaal iets gemaakt is. 

Voorbeelden:
  • Het gouden horloge.
  • Een papieren tas.
  • De houten tafel.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een voorbeeld van een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?
A
Grote
B
Plastic
C
Kleurige
D
Koude

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Aan het werk
Maak de opgaven van Nederlands -> taalverzorging
2.7 Bijvoeglijk naamwoord




Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 15 - Link

Deze slide heeft geen instructies


A
Gold Quest
B
Crypto Hack
C
Factory

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe schrijf je een bijvoeglijk naamwoord?

Vaak komt er een -e achter het woord, maar niet altijd:

  • Een leuke klas. / De klas is leuk.
  • De grappige jongen. / De jongen is grappig.
  • Het prachtige vakantiehuis. / Een prachtig vakantiehuis.

Waarom is dat?

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe schrijf je een bijvoeglijk naamwoord?
Met -e:
  • Na het lidwoord 'de' en 'het' 
  • De grote jongen. / Het lekkere gerecht.

  • Na het lidwoord 'een' als het woord een de-woord is (mannelijk of vrouwelijk)
  • Een leuke vriendin. / Een fantastische show.

  • Als er géén lidwoord voor een woord in het meervoud staat
  • Slimme leerlingen. / Grote groepen.


Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe schrijf je een bijvoeglijk naamwoord?
Zonder -e:
  • Na het lidwoord 'een' als het een het-woord is (onzijdig)
  • Een groot vakantiehuis. / Een lekker gerecht.

  • Als het bijvoeglijk naamwoord achter het zelfstandig naamwoord staat
  • Die leerling is fantastisch. / Het huis is schitterend.


Slide 19 - Tekstslide

Waarschijnlijk zullen de meeste leerlingen de spelling van een bijvoeglijk naamwoord al automatisch goed doen, vanwege hun taalgevoel. 
Hoe schrijf je het bijvoeglijk naamwoord?

Slide 20 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe schrijf je het bijvoeglijk naamwoord?

Slide 21 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Het bijvoeglijk naamwoord

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat heb je nog onthouden van de les van gisteren?

Slide 23 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Het bijvoeglijk naamwoord
  • Het bijvoeglijk naamwoord zegt iets over het zelfstandig naamwoord

Slide 24 - Tekstslide

Het bijvoeglijk naamoord zegt iets over het zelfstandig naamwoord, dus over een mens, dier, plant, ding of naam.
In deze klas zitten allemaal ... (slim) leerlingen.

Slide 25 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen
  • Aan het einde van de les weet je wat een bijvoeglijk naamwoord is;
  •  Aan het einde van de les weet je wat een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord is;
  • Aan het einde van de les weet je hoe je een (stoffelijk) bijvoeglijk naamwoord moet spellen.

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe schrijf je het stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?
  • Schrijf -en achter de naam van het materiaal.

Enkele uitzonderingen: plastic, badstof, nylon, aluminium en suéde!

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe schrijf je het stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?

Slide 28 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe schrijf je het stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?

Slide 29 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat heb je tijdens deze geleerd?

Slide 31 - Woordweb

De leerlingen ook om tips en tops vragen!
Je kan/weet nu... 
  • Je weet nu wat een bijvoeglijk naamwoord is;
  •  Je weet nu wat een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord is;
  • Je weet nu hoe je een bijvoeglijk naamwoord moet spellen.

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies