Fictie pitch les 3

Nederlands
Fictie: Pitch (spreekvaardigheid)
Les 3:
VWO 1
 P3 2023-2024
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 17 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 10 min

Onderdelen in deze les

Nederlands
Fictie: Pitch (spreekvaardigheid)
Les 3:
VWO 1
 P3 2023-2024

Slide 1 - Tekstslide

Fictie en non-fictie
Fictie
Verzonnen verhalen over gebeurtenissen en mensen, die bedacht zijn door de schrijver (leesboek, stripverhaal, film, gedicht).

Non-fictie
Verhalen over de werkelijkheid, met feiten over (echte) mensen en (echte) gebeurtenissen. De schrijver heeft het niet bedacht/verzonnen. Het is echt gebeurd (krantenbericht, journaal) of geeft informatie (schoolboek).

Slide 2 - Tekstslide

Realistisch en niet-realistisch
Realistisch
Een schrijver verzint mensen en gebeurtenissen die erg lijken op de werkelijkheid, die echt zouden kunnen gebeuren

Niet-realistisch
Een schrijver verzint een verhaal met mensen en gebeurtenissen, die in werkelijkheid niet kunnen gebeuren. 

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Medespelers en figuranten
Bijfiguren kun je onderverdelen in medespelers en figuranten.

Medespelers
Medespelers spelen een rol in het verhaal, maar minder groot dan die van de hoofdpersoon.
Figuranten 
Figuranten komen enkel voorbij, worden enkel genoemd in het verhaal, maar spelen geen rol in het verhaal.
.

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Vertelperspectief
Vertelperspectief
Het standpunt van waaruit een verhaal wordt verteld.

1. Ik-vertelperspectief
De gebeurtenissen worden verteld door een personage in de ik-vorm.

2. Personaal vertelperspectief
De gebeurtenissen worden in de hij- of zij-vorm verteld.

Slide 8 - Tekstslide

Vertelperspectief
3. Auctoriaal vertelperspectief
Dit is een alwetende verteller, die zelf geen rol speelt in het verhaal, maar hij weet alles van alle personages en gebeurtenissen.

4. Wisselend perspectief 
Als een schrijver kiest voor het ik-perspectief of het hij- of zij-perspectief, dan kunnen verschillende personages elkaar afwisselen als hoofdpersoon en/of verteller.


Slide 9 - Tekstslide

1. Ik-perspectief
  • Je ziet alles door de ogen van de verteller
  • Geschreven in de ik-vorm
  • Leert de ik-persoon heel goed kennen
  • Komt niet te weten wat andere personages voelen of denken

Slide 10 - Tekstslide

2. Personaal perspectief
  • Je ziet alles door de ogen van één persoon
  • Geschreven in de hij- of zij-vorm
  • Leert de hoofdpersoon goed kennen

Slide 11 - Tekstslide

3. Alwetend perspectief
  • De verteller is iemand die alles weet van alle personages
  • Geschreven in de hij- en zij-vorm
  • Komt te weten wat alle personages zien, horen, voelen en denken
  • Verteller weet wat er is gebeurd en wat nog gaat gebeuren

Slide 12 - Tekstslide

4. Wisselend perspectief
  • Je ziet de gebeurtenissen door de ogen van verschillende personages
  • Je ziet dezelfde gebeurtenissen vanuit verschillende invalshoeken
  • Kan gebruik worden gemaakt van de ik-vertelsituatie (meerdere ik-figuren, meervoudige ik-vertelsituatie) of van de personale vertelsituatie (meerdere hij- of zij-figuren, meervoudige personale vertelsituatie)

Slide 13 - Tekstslide

Mening, beoordelingswoorden en argumenten
Jouw mening over een boek geef je met behulp van (m.b.v) beoordelingswoorden:

Een aantal voorbeelden:
- spannend / saai
- begrijpelijk - onbegrijpelijk
- maakt me verdrietig – maakt me vrolijk

Argumenten
Uitleg/ondersteuning van de beoordelingswoorden

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Intertekstualiteit
Inter = tussen


Intertekstualiteit = Teksten tussen teksten
Bestaande teksten uit boeken, films, muziek, kunst, die voorkomen in boeken (tussen de tekst/tussen/in het verhaal).


Interteksten verwijzen dus naar andere teksten en hebben een functie.

Slide 17 - Tekstslide