motiverende gespreksvoering

Module E2
motiverende gespreksvoering
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 2,3

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Module E2
motiverende gespreksvoering

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Motivatie is?

A
Een persoonlijkheids-kenmerk
B
De mate van bereidheid tot gedragsverandering
C
Gebaseerd op externe en interne factoren
D
Stabiel, niet beïnvloedbaar

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Naar aanleiding van het filmpje:
Wat is het doel van motiverende gesprekstechniek?
A
Motiveren
B
Gedragsverandering
C
Informatie
D
Ontwikkeling

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Motiverende gespreksvoering
Er is motivatie nodig voor een verandering van houding, gedrag en werkwijze. Om dat te bereiken kan motiverende gespreksvoering een effectieve gesprekstechniek zijn. 
Het blijkt namelijk dat motivatie wel degelijk te beïnvloeden is. 

Hoe werkt motiverende gespreksvoering? 
Motiverende gespreksvoering erkent dat iedereen met ambivalentie te maken heeft: 
het spreekwoordelijke engeltje op de ene schouder en het duiveltje op de andere. 
Door je communicatiestijl aan te passen en op een coöperatieve manier met je zorgvrager aan de slag te gaan, kun je wonderen verrichten.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

zoek op wat Ambivalent betekent en beschrijf dit in je eigen woorden.

Slide 6 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer gebruik je motiverende gespreksvoering?
A
Als iemand zijn leven positief wilt veranderen
B
Als je iemand bewust zijn gedrag wilt laten veranderen
C
Als iemand beter wilt leren communiceren
D
Als iemand emotioneel is

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

wat is het doel van motiverende gespreksvoering
A
Iemand motiveren een probleem aan te pakken
B
Iemand te laten inzien wat het probleem is en te motiveren dit probleem aan te pakken
C
Iemand motiveren om een gesprek te voeren
D
iemand tijdens het gesprek motiverend benaderen.

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sleep de fasen naar de juiste volgorde
Engareren (een relatie opbouwen)
Focussen
Ontlokken
Plannen
Fase 1
Fase 2
Fase 3
Fase 4

Slide 10 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Fase 1: engageren
Fase 1 betreft de mate hoe comfortabel de zorgvrager zich in het gesprek voelt. Engageren is het proces het bouwen aan een helpende relatie die zich kenmerkt door wederzijds vertrouwen en respect. 

Bevorderende factoren
1. Wensen of doelen: wat hoop je dat dit gesprek je brengt? Welke verwachtingen heb je?
2. Belang: hoe belangrijk is het waar je naar op zoek bent, welke prioriteit heeft het?

Valkuilen;
- Deskundigheid;
- Voortijdig focussen;
- Etiketteren;
- Schuldvraag.  

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Fase 2: focussen
Focussen is een doorgaand proces van richting zoeken en behouden. 

Doelen:
Agenda bespreken en begrijpen

Drie focusbronnen
1 de zorgvrager (mensen komen zelf en hebben hulpvraag)
2 de setting (bijv gedwongen opname)
3 de expertise van de hulpverlener (wanneer de hulpverlener in verloop van gesprek een ander soort verander idee krijgt)

Bij focussen kun je zowel sturen, volgen en gidsen waarbij de laatste vorm de meest effectieve is. Soms is een koers duidelijk en soms moet je samen een focus kiezen. Met name als er complexe problematiek speelt.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Fase 3: ontlokken

Ontlokken is gericht op verandertaal en motivatie

Doelen:
- toestemming vragen
- exploreren wat de patiënt al weet
- navragen wat hij nog wil weten
 
Ambivalentie conflicten:
1 toenaderen/ toenaderen 
2. Ontwijken/ ontwijken 
3. Toenaderen/ ontwijken 
4. Dubbel toenaderen/ ontwijken 

Verandertaal en behoudtaal

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Fase 4: plannen
Fase 4 bestaat uit drie scenario’s : 
1. Het veranderplan is al duidelijk, 
2. route kiezen uit verschillende opties;
3. de weg naar het doel is nog niet duidelijk zichtbaar.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Motivatie is afhankelijk van?
A
Willen
B
Klaar zijn
C
Kunnen
D
Alle antwoorden

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 18 - Video

We gaan even uit van tegenwoordige tijd.
  • Welk taal komt met name in het fimpje naar voren (behoud- of verandertaal)
  • Hoe zie je de ambivalantie terug bij Roland?
  • In welke stadium van gedragsverandering zit Roland? 

Wat is niet handig om te doen?

Slide 19 - Open vraag

Vraag:
Wat zou je kunnen doen om Roland naar het volgende stadium te bewegen?
Verandering komt niet tot stand door op iemand anders of op een ander moment te wachten. Het wachten is op onszelf. Wij zijn de verandering die we nastreven. 
(Barack, z.d.)

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verandertaal
Clienten kunnen op twee manieren over veranderen praten:
 (a) behoudtaal: cliënten benadrukken de nadelen van veranderen en de voordelen van niet-veranderen
(b) verandertaal: cliënten praten over de voordelen tot veranderen en de nadelen van niet-veranderen.

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

vertrouwen geven dat de client een taak goed kan uitvoeren

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Reflectief luisteren 
= actief luisteren

Je reflecteert/ spiegelt wat de ander heeft gezegd


Iemand zegt: “Wat een gedoe vanmorgen. Dikke file. Er was geen doorkomen aan. Ik had een belangrijke afspraak. Door de file kwam ik te laat. Maar goed, liever in de file, dan de veroorzaker van de file.”

Je baalt ervan dat de file ervoor zorgde dat je te laat kwam

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 25 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Hoe?
  • Beredeneerde gok: je spreekt uit wat je vermoed wat de ander bedoelt
  • Statement: het is geen vraag. Je stem gaat niet omhoog
  • Neutraal: geen waardeoordeel
  • Kernachtig: Je vermijdt inleidingen als ‘ik hoor je zeggen dat …’ of ‘Ik begrijp dat …’ Probeer deze te vervangen met "W" vragen. 

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gesprekstechnieken: 4 principes


1. Wees empathisch: het gaat om daadwerkelijk inleven in de cliënt en niet doen alsof. 
2. Ontwikkelen van discrepantie: richt je op het verschil (vanuit het perspectief van de cliënt) tussen het huidige en toekomstige gedrag. ‘Hoe ben of doe ik nu en hoe wil ik doen of zijn?’
3. Meeveren met weerstand: vermijd discussie of argumentatie. Veer mee met de weerstand en zie dit als een kans.
4. Ondersteunen van eigen effectiviteit: het gaat er hierbij om dat je het geloof in eigen kunnen ondersteunt en versterkt. Eigen effectiviteit is een directe voorspeller van gedragsverandering.

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

voorbereiden volgende week:
Casus jonge Man/ vrouw 17 jaar
Problemen in studie sinds vastgelopen stage
Speelt de hele dag games
Blowt dagelijks

Bereidt dit gesprek voor. Gebruik hiervoor het werkmodel in itslearning als basis. 

Slide 30 - Tekstslide

Vul beslissingsbalans (gedeeltelijk) in
Probeer het geloof in zichzelf te vergroten

Let op: stel open vragen en vul niet in voor een ander, laat de client met een oplossing komen