Over breuken, kommagetallen, procenten en verhoudingen

Over breuken, decimale getallen, procenten en verhoudingen
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
Voortgezet speciaal onderwijsPraktijkonderwijsLeerjaar 1

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Over breuken, decimale getallen, procenten en verhoudingen

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Procenten
Procent = "per honderd". Ze geven een deel van een totaal aan. Dat deel wordt percentage genoemd.

2% = twee honderste deel of "2 op de honderd" of "2 van de honderd"
100% = het totaal/geheel of "100 van de 100" of "100 op de 100".

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekent procent?
%
A
van de honderd
B
van de duizend

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Uit je hoofd leren
Iedere breuk kun je omrekenen naar procenten. Dit rijtje moet je uit je hoofd leren.

Dus 25% is hetzelfde als      anders gezegd 1 gedeeld door 4.
41

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Van de 50 kinderen zijn 5 kinderen te laat gekomen. Hoeveel procent is dat?
Procenten!
A
50 %
B
5 %
C
1 %
D
10 %

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Verband tussen....
Tussen breuken, decimale/kommagetallen, procenten en verhoudingen zit een verband.
Voorbeeld:

50% =              =   0,5 =         =  één op de twee
10050
21

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

½ deel is hetzelfde als ... procent.
A
50
B
25
C
10
D
20

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel in procenten?
A
75%
B
25%
C
40%
D
4%

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Regels
Als je afrondt op twee decimalen, dan kijk je naar het derde decimaal.
Bij het afronden op drie decimalen, kijk je naar het vierde decimaal.
Je kijkt altijd naar het eerstvolgende decimaal.

Dan geldt:
0 t/m 4: rond af naar beneden (het cijfer waarop je afrondt verandert niet).
5 t/m 9: rond af naar boven (je verhoogt het cijfer waarop je afrondt met 1).


Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Let op!
Je kijkt alleen naar het eerstvolgende decimaal. De decimalen die daarachter staan, zijn niet van belang.

Dus 1,49 afronden op een
heel getal wordt 1.
Dus 2,51 afronden op een 
heel getal wordt 3

Slide 11 - Tekstslide

Het is dus niet goed om eerst 1,49 af te ronden naar 1,5 en vervolgens naar 2.
percentages als decimaal getal opschrijven
2 % = 2:100 = 0,02

45% = 45:100 = 0,45

35,5% = 35,5:100 = 0,355

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

welke decimaal getal past bij 15%
A
1/15
B
0,15
C
1,15
D
0.10

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoel
Aan het eind van deze les kun je heen en weer rekenen tussen breuken, decimale/kommagetallen, procenten en verhoudingen.

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Denk een momentje na of
je nog vragen hebt?

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke vragen over de basis van breuken heb je nog?
timer
2:00

Slide 18 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Zelfstandig aan het werk
Je hebt een werkblad gekregen. Die ga je nu maken. Ben je daarmee klaar dan lever je het in en ga je verder met je weektaak Rekenen in NUMO.

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies